Bibliografie > Voorwoorden, inleidingen en nawoorden
GILBERT DE SMET BEELDHOUWER
Ingeleid door Dr. F. VYNCKE met een woord vooraf door LOUIS-PAUL BOON Foto's: JO BOON [Eigen beheer], [Erembodegem], [1968] p. 5-9: Woord vooraf In de eenzaamheid waar we woonden, kwam nog een andere pionier opdagen, die het stuk op-afbetaling-aangekochte-bos begon om te hakken om daar iets als een villa of een bungalow te bouwen. Ik hoorde het van buurman en spoedde me er heen, om de uit de grond geworstelde boomwortels bij elkaar te zoeken. Want daar maak ik beeldhouwwerk van. Het is te zeggen, ik liet de wortels voor wat ze voorstelden te zijn: danseresjes, kobolden, gedefigureerde figuren, en beschilderde ze, eksposeerde ze, en verkocht ze soms ook nog. Toen hoorde ik dat de man die dat stuk bos had aangekocht en die boomwortels had weggegooid, een beeldhouwer was. Nu ja, er zijn veel beeldhouwers en weinig echte artiesten, en dis zocht ik geen toenadering met die man. Wij hebben jaren naast elkaar gewoond, en weinig of niets wist ik over hem. Alleen maar dat hij Gilbert De Smet heette. Wie en wat Gilbert De Smet is, zult ge hier in dit boek vinden, met allerlei foto's die zijn werk belichten. En wat hij voor iemand is, en wat het werk dat hij maakte betekent, zult ge ook lezen in het woord vooraf dat hoogleraar F. Vyncke ervoor schreef. En nadat vrijwel reeds iedereen wist wie hij was, en ik niet, was ik op bezoek bij zijn buurman, Roger-uit-het-bos, en kwam ik dan toevallig in aanraking in aanraking met die beeldhouwer. Hij liet me zijn werk zien... Het was een boerin op jaren, die een te late zwangerschap droeg en daar stond zoals ik zelf ze aan haar deur had zien staan, de moegewerkte armen langs het lijf, de handen de te late en bittere vrucht steunend. En voor zich heen kijkend, naar wat weet ik. Waar kijken boerinnen naar, die aan hun deur staan en met eeltige handen de laatste vruchtbaarheid van hun leven omvatten? 't Is schoon zei ik. Want dat hebt ge met alle grote ware kunst, ge kunt alleen maar zeggen dat het waar is, dat het schoon is. De rest zijn woorden... en meestal woorden die het schone ervan vernietigen. Nog zie ik hem glunderen, de beeldhouwer, met iets in de ogen dat niet te ontraadselen is, iets vreemds, iets oosters bijna, en dat doet u afvragen hoe hij deze echt Vlaamse en zwangere boerin zo diep kon aanvoelen. Hij glunderde bijna echt oosters, want met een nevengedachte die hij toen niet uitsprak, doch achteraf aan anderen bekende. Hij zei hen, de anderen, dat hij heel wat op school en in het meubelbedrijf had geleerd over de stiel, maar dat ik hem had leren zien, leren kijken. Het maakte me diep beschaamd, en heel erg gelukkig. Hij had de mensen uit onze omgeving leren zien, zei hij, door te lezen wat ik over hen geschreven had. Hij had gelezen over Ondineke, die op de Kapellekensbaan leefde, en ze zó gezien dat hij haar meteen beeldhouwen kon, met al haar arglistigheid en sluwheid, haar onverwoestbaar geloof, haar taaiheid om dàt te bereiken wat zij zich van het leven had voorgesteld... en met tevens haar besef hoe zinloos alles is wat in dit leven te bereiken is. Het maakte me beschaamd, omdat we al die jaren naast elkaar hadden geleefd en ik hem niet kende, en hij iemand in mij zag, ik-weet-niet-wie, een standbeeld of zo. Dat is wel hinderend. Hij begreep het best. Hij vaagde Ondineke weg, hij schonk mij het pleisteren afgietsel van de zwangere boerin, en daarmee was dat alles achter de rug. En toen liet hij me ander werk zien, beter werk, grootser werk, en vooral werk dat van hem zèlf was. En ik bedoel, werk dat hijzelf had gezien met eigen ogen, en in drift, in koorts, uit een blok hout gebeiteld of een stuk steen gekapt. Ik moet er niet over uitweiden, ge zult het hier zo dadelijk vinden. Maar eerst moet ge nog lezen wat F. Vyncke over hem te zeggen heeft, en dat zowel diepgevoeld als wetenschappelijk exakt het werk van Gilbert De Smet situeert. Wij zijn nu buren, en vrienden, en daar ben ik echt blij om. Binnenkort loop ik bij hem aan, om te leren hoe hij de dingen ziet, en inspireert hij mij door zijn beelden tot een of ander verhaal. Dan wij we “quitte”. En als we allebei moegewerkt aan eigen werk zijn, kunnen we s'avonds rustig en pint drinken en praten over wat we gemaakt hebben. Zoals boeren praten over hun vruchten op het veld en hun beesten in de stal. L.P. BOON
|