Bibliografie > Voorwoorden, inleidingen en nawoorden


DE VLAAMSE GUERILLERO'S


VERHEGGHE, WILLIE:

DE VLAAMSE GUERILLERO'S

EEN SUITE VAN 41 KRITISCHE GEDICHTEN OVER VLAANDEREN

BEGELEID DOOR PASSAGES UIT CHE GUEVARA'S

BOLIVIAANS DAGBOEK

INGELEID DOOR LOUIS PAUL BOON

USP Sonneville, Brugge, MCMLXXI [1971]

 

p. [2]: DEZE 41 GEDICHTEN WERDEN IN DE HERFST VAN 1970 GESCHREVEN EN IN DE ZOMER VAN 1971 UITGEGEVEN EN GEDRUKT DOOR J. SONNEVILLE TE BRUGGE. VAN DEZE DICHTBUNDEL WERDEN 20 EXEMPLAREN GENUMMERD VAN I TOT XX EN 480 EXEMPLAREN VAN NUMMER 21 TOT 500. DE EERSTE TWINTIG WERDEN DOOR LOUIS PAUL BOON EN DE DICHTER GEHANDTEKEND, DE OVERIGEN ALLEEN DOOR DE LAATSTE.

DIT IS NUMMER:

p. [4]: [...] De collages zijn van de hand van Maurits van Liedekerke. Jan Demarest uit Brugge maakte de tekeningen. De foto op de flap achteraan werd genomen door Arlet Vanderweegen. De auteur zorgde voor het vooromslagontwerp. Lay-out door Jos Ghijselinck, Brugge [...]

p. [5]: [Opdracht:] Ik draag deze dichtbundel op aan Che Guevara en Louis Paul Boon die beiden op hun eigen wijze voor een heropstanding van de lagere bevolkingsklasse hebben willen zorgen.

p. [6-7]: INLEIDING

Willie Verhegghe is een streekgenoot. Ik ontmoette hem voor het eerst in de abdij van Affligem; deze ligt in de omgeving van Liedekerke waar de laatste geuzen weerstand boden tegen Alva. Zij hadden zich verschanst in een kasteelke: zij en het kasteelke werden met de grond gelijkgemaakt.

Tevergeefs echter, want in het dorp hadden zij voor zoveel mogelijk nazaten - of schrijft men dat met een d - gezorgd. Onder hen trof ik (in Teralfene) nog Julien Weverbergh aan. En ik stel vast dat deze ongelovigen godzijdank ook nog Willie Verhegghe hebben verwekt.

Het dorp Liedekerke heeft officieel maar één enkele straat, het hele overige dorp verblijft in naamloze dwaalstraten, ingangen, zijgangen, die alle eveneens tot de Opperstraat behoren en die de Duitsers tevergeefs getracht hebben te nummeren. Het lukte ze niet, want in dat administratief bolwerk verbleef de weerstand, de smokkel en de zwarte markthandel van schapen en varkens voor de stad Brussel. Al wat in opstand leefde of wat het duitse daglicht niet mocht zien, tierde en dronk daar weelderig.

In de onmiddellijke nabijheid van Liedekerke ligt Denderleeuw, waar Willie Verhegghe woont, en dat men in het Aalsterse “het rode bastion” noemt. Het zijn niet de meest volgzame partijgenoten, zij dragen de rode vlag omdat het een mooie vlag is, maar zij zullen niet aarzelen de zwarte vlag over te nemen als dit nodig blijkt.

Kan het anders, of Willie Verhegghe moet gedichten schrijven die hij de schim van Che opdraagt en die hij “de Vlaamse Guerillo's” noemt? En waarin men weer de trom hoort roffelen die Charles de Coster sloeg: slaat op den trommel van diredomdijne, slaat op den trommel van diredomdom.

Het is best mogelijk dat deze poëzie niet de literaire hoogte bereikt waar Gezelle, Van de Woestijne en Van Ostaijen zich hebben neergezet. Maar wat is tenslotte een literaire hoogte? Dat iemand ook langs de poëzie om [= op] de trom van de opstand roffelt lijkt mijn belangrijker.

Louis Paul Boon december 1970.





terug