Bibliografie > Zelfstandige publicaties


HET NIEUWE ONKRUID


N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam, MCMLXIV [= 1964]

Gebonden (met stofomslag), 160 p., 13,5 x 20,5 cm.

 

Flaptekst: De ik-figuur in deze nieuwe roman van Louis Paul Boon is niet langer de felle, vaak verbitterde opstandige van ‘De Kapellekensbaan’. Hij is nu een al wat oudere man, die de dingen met een korreltje zout weet te nemen en het leven met weemoedige berusting beziet. Deze berusting heeft echter de wonderbaarlijke plastische zeggingskracht van Boons proza niet aangetast. De lezers zullen waarschijnlijk onze mening delen, dat de grote Vlaamse schrijver zich nog nooit zó simpel en direct, zó persoonlijk en ontroerend heeft uitgesproken. Zijn sarcasme is verdwenen, maar hij is even kritisch gebleven. Met genadeloze scherpte observeert hij de jonge mensen van zijn verhaal, de ietwat verdorven kinderen die hij ‘het nieuwe onkruid’ noemt. Nóg genadelozer overigens stelt hij de droeve zwakheden van zijn eigen generatie aan het licht. Maar ook nu, zoals in al zijn werk, vloeit deze genadeloze eerlijkheid voort uit liefde voor de wereld en de mensen, zodat hij in alle oprechtheid kan zeggen: ‘Ik heb mijn geloof in haast alles verloren, maar ik heb niet mijn liefde voor haast alles verloren. Dat is het vreemde wat met mij gebeurde en dat ik graag ik dit boek naar voren wil brengen: ik geloof in niets meer, maar ik heb integendeel heel wat meer, en ontzaglijk meer, liefgekregen.’

Stofomslag en band: Jef Koning

p. [5]: [Proloogtekst:]

Alhoewel de personages naar het leven werden getekend, heeft de schrijver zich in dit verhaal heel wat vrijheden veroorloofd. Zo is het niet waar, dat hij Tania geld zou hebben geleend, of Arletta in de armen genomen en gezoend. Het is ook niet waar, dat een jonge beeldhouwer van Duitse afkomst op Tania verliefd raakte, dat Betty tot een koninginnetje werd gekroond, of Lea haar jeugd in een kloosterpensionaat heeft doorgebracht.

Het enige ware is, dat de auteur in het ik-personage een heleboel kon afreageren.

L.P.B.

p. 7: Inhoud:

p. 9: Tania

p. 31: Arletta

p. 54: Betty

p. 74: Lea

p. 96: Een ongeluk

p. 115: Wat poëzie

p. 135: Een feestje

p. 155: Het onkruid

 

 

092 Een voorpublicatie verscheen onder de titel Anita in De Vlaamse Gids, 47 (1963) 8.

093 Deze titel werd in 1972 geheel herschreven en uitgegeven als 01.50-ALS HET ONKRUID BLOEIT.

 

1967: 2e druk:

N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam

(Grote ABC nr 81)

Paperback, 160 p., 12,5 x 20 cm.

 

p. [4]: Omslag: Fie Werkman

Achterplat: [Herschreven tekst:]

De ik-figuur in deze nieuwe roman van Louis Paul Boon is niet langer de felle, vaak verbitterd-opstandige van De Kapellekensbaan. De berusting van de wat oudere man, die de dingen met wat korreltjes zout is gaan nemen, heeft de plastische zeggenskracht van Boons proza niet aangetast. Zijn sarcasme is minder nadrukkelijk geworden maar hij is even kritisch gebleven. Met grote scherpte observeert hij de jonge mensen van zijn verhaal, de ietwat verdorven kinderen die hij “het nieuwe onkruid” noemt. Nóg genadelozer overigens stelt hij de zwakheden van zijn eigen generatie aan het licht. Zoals in al zijn werk vloeit deze genadeloze eerlijkheid echter voort uit een tegendraadse liefde voor het leven en de mensen zodat hij zelf kan zeggen:

‘Dat is het vreemde wat met mij gebeurde en dat ik graag in dit boek naar voren wil brengen: ik geloof in niets meer, maar ik heb integendeel heel wat meer, en ontzaglijk meer, liefgekregen.’

 

1990: [3e] druk in: 01.83-DE KAPELLEKENSBAAN/EROS EN DE EENZAME

MAN/WAPENBROEDERS/HET NIEUWE ONKRUID/90 MENSEN

 

1990: [4e] druk in: Idem

 





terug