Bibliografie > Voorwoorden, inleidingen en nawoorden
WEEKENDS ZONDER WOORDEN
MUREZ, Jos: WEEKENDS ZONDER WOORDEN [Inleiding L.P. Boon] De Roerdomp, Brecht/Antwerpen, 1974 p. 5: Inleiding Op het dagblad Vooruit, waar Jos Murez jarenlang mijn konfrater was, blijkt het schrijven van romans een aanstekelijke ziekte te zijn. Om maar enkelen te noemen die erdoor aangestoken werden: Richard Minne, Jeanine De Rop, Pros-per De Smet, Georges Hebbelinck. En ekskuus voor hen die ik vergeten mocht. “Weekends zonder Woorden” is niet de eerste roman die Jos Murez schreef, maar wel de eerste die in druk verschijnt. Het is immers niet makkelijk met een nieuwe naam uit te pakken, vooral niet voor uitgevers. Toch moet het dit keer vanwege de uitgever een goede worp genoemd: zélf heb ik het boek in één adem uitgelezen, de literaire kwaliteiten ervan gewaardeerd en vooral in bewondering gestaan voor de eerlijkheid en de moed waarmee de schrijver dit pijnlijke onderwerp aanpakt. Men kan “Weekends zonder Woorden” als een persoonlijk geval aanzien, de schrijver die eens gekwetst werd, en nu bij regenachtige dagen nog eens de littekens bevoelt. Maar het is meer dan dàt geworden, het is een spiegelbeeld van onze maatschappij zélf, waarin de eenzame, de argeloze,, de man die het goed meent, steeds aan het kortste eindje trekt. Het geval dat hier behandeld wordt is een aktueel geval, en de problemen die erbij opgeroepen worden zijn aktuele problemen. Het lijkt er op, of in deze tijd van verwarring, van totale ommekeer der waarden, van seksuele revolutie, elk kleinburgerlijk gezin schipbreuk moet lijden. Het is bovendien een boek geworden, waarin de kleinmenselijkheid, het onbegrip voor de eenzame enkeling, de korruptie, het verstrikt raken in wetten en het misbruik maken van deze wetten, aan de kaak worden gesteld. Het is zeker een boek dat deining zal verwekken, waarin velen zichzelf zullen herkennen, en zich op hun beurt gekwetst voelen. Want tenslotte, wie het volkomen eerlijk bekijkt, weet dat iedereen in deze tijd op de een of andere manier slachtoffer wordt. Daarom is het goed dat een boek verschijnt, waarin allen die zichzelf herkennen, die in het eigen hart afdalen en zich afvragen: Heb ook ik schuld? Misschien kan men het bezwaar opperen, dat de schrijver zich, in zijn zich gekwetst voelen, een al te biografisch boek schreef. Bezwaar dat men ook geopperd heeft, als ik “Als het onkruid bloeit” schreef. Maar iemand moet het toch maar eens zeggen, kiekeboe spelen heeft geen zin meer, en wordt bovendien hét grote gevaar van onze samenleving. L.P. Boon
|