Bibliografie > Voorwoorden, inleidingen en nawoorden


MET VERLIEFDE AANDACHT


SERRAS, Roger:

MET VERLIEFDE AANDACHT

Gedichten oktober 1976 - april 1978

[Voorwoord door L.P. Boon, Inleiding door Willie Verhegghe]

Stichting Dichtersgroep Dimensie, [Antwerpen], 1979

 

p. 7-8: VOORWOORD

Zijn dit dan je laatste woorden, broeder, zullen geen verdere verzen ons ooit nog bereiken, zul je nooit meer het blanke papier vullen en ons toeroepen: “Stilte, hier werkt een dichter?” Ik lees je......

“Moeder waarheen

uw kind zich wenden zal

het weet geen blijf met woorden

zelfmoord in de stille kamer

hangen als muffe rook van miljoenen

sigaretten

de woorden en de mensen

waar hij geen blijf mee weet

uw zoon.”

Je waart voor mij een zonneblinde ruiter, een erfgenaam waarop ik mijn hoop had gesteld. Ik dacht: eens, na mij, zal Serras er zijn en de duizend verbrokkelde stenen van ons monument in zonnestralen opstellen. Eens zal hij herbouwen wat ik tot puin geworden achterliet. Maar je lach is er niet meer.

Wie zal na jou nog nieuwe niet te vervullen plannen ontwerpen, iedereen aansteken met het vuur dat je als een vestaalse maagd binnen in jou liet branden. Jij, bezieler van de Honest Arts Movement, laat nog wat gloeiende as na waaraan wij ons nog enkele dagen pogen te warmen. Maar het einde is nabij, kil en grauw wordt de haard en stilaan zal ruzie ontstaan wie nog op de laatste as de nacht mag doorbrengen.

We zullen verstrooid raken, verloren in de winter die je hebt geschapen. Ik bracht je laatste bundel nog als een fakkel naar Nederland, ik voelde me de marathonloper die in Amsterdam de zeven ringen van de kunst, jouw kunst, moest brengen.

Maar hoog in het Noorden benam de kou de gloed ervan. Ik keerde terug met bevroren ruiten, en wist dat mijn erfgenaam begraven lag onder sneeuw en ijs van vergetelheid.

Ik heb je liefgehad als goed, broeder, ik heb je gesmeekt te blijven onder ons, een banierdrager, een trommelslager, en ik, oude man, wou je volgen, we schopten nog een geweten naar de vreemden die binnendrongen, roerden de blikken speelgoedtrommen en werden neergeslagen. Noch vader noch moeder wisten dat ze ons maakten tot neergeslagen bronzen skulpturen en uw stem zou uitdoven reeds in de gieterij.

Nu je weg bent, Roger, groeit de nacht om me heen, verbergend allen die ik heb bemind en reeds onder de aarde weggeborgen zijn. Onze stad valt open, de muren brokkelen weg steen na steen, en de golfvloed van de grijze tijd neemt stilaan bezit ervan.

L.P. Boon.





terug