Bibliografie > Zelfstandige publicaties
MIJN KLEINE OORLOG
Met een inleidend woord van Willem Elsschot Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V., Brussel, [december] 1946 023) Ingenaaid (met stofomslag), 115 p., 13,5 x 20,5 cm. Stofomslag:[Paul Gustave Van Hecke; gesigneerd:] G. Flaptekst: OVER LOUIS PAUL BOON ANDRé DEMEDTS in “HET BOEK IN VLAANDEREN 1946” Een jonge sterke kracht, die gedurende den oorlog gedebuteerd heeft, is Louis-Paul Boon. Zijn werk is onder meer dan één oogpunt verrassend. Het gebeurt zelden bij ons, dat door een jong auteur een werk als het zijne wordt geschreven, dat zoo vol ontgoochelende levenskennis, zoo boeiend en ontroerend is, zoo rijk aan feiten en personen, die ieder hun eigen karakter bezitten en hun eigen levensweg verder gaan. Louis-Paul Boon herinnert tamelijk sterk aan Zola, maar aan een Zola met waziger contouren en minder aandacht voor de persoonlijkheid van den mensch. Hij bezit ongewone schrijversgaven. Dit blijkt niet alleen uit het meesterschap, waarvan opvatting en bouw van zijn romans getuigen; het wordt al evenzeer bewezen door de zelfzekerdheid, waarmede veel bijzonderheden worden voorgesteld, zoodat soms één zinnetje voldoende is om een weidsch tafereel te ontvouwen of de menschelijke ziel in haatvolle diepte te belichten [...] Slechts echte kunstenaars bereiken zoveel met zulke geringe middelen.” LEO BOEKRAAD in het Nederlandsch dagblad “DE TIJD” “Dit boek (Abel Gholaerts) schenkt ons een pijnlijke ontroering, openbaart ons velerlei gemis op een aangrijpelijke wijze, teekent ons de menschen in hun naakte menschelijkheid en laat ons ten slotte achter met het besef, dat Abel Gholaerts met zijn gevecht op leven en dood tegen de groote kunst en de kleine bekrompen menschen, tegen de wijde wereld en het begrensde hart, ons nooit geheel zal loslaten.” p. [4]: Van denzelfden auteur verschenen bij A. Manteau N.V. te Brussel DE VOORSTAD GROEIT. Leo J. Krijn-prijs 1941 ABEL GHOLAERTS. 1943 [sic] VERGETEN STRAAT. 1946 Inhoud: [het boek over den oorlog / de goudvisschen / de grens / pseudo-hallucination / roode nacht / de oude ekster / van den borre / kleine kolendieven / tonijn / een sentimenteele meneer van de dierenbescherming/ brief / naphtebak / de 2 blinden / opkuischeling / al vertellend over het een en het ander... / een soldaat van 14-18 / eenvoudig verhaal / piano te koop / albertine spaens / het eerste uur / meneer de swaem en meneer boone, profiteurs / lof der boswell sisters / de laatste rechtvaardigheid / iemand uit buchenwald / le drapeau / brief van mijn vriend de schilder / objektief f-1-8 / prijzen / aan allen... / self-defense] 024 p. 7-9: Willem Elsschot: Ter inleiding p. 11: [Proloog:] ge schrijft uw “kleine oorlog” ge zoudt liever een ander boek schrijven - groot schoon woelig juist - ge zoudt het dan noemen “dit zijn de vloeken en gebeden van den kleinen man tegenover den grooten oorlog, dit zijn zangen, dit is DE BIJBEL VAN DEN OORLOG” - op een anderen dag wenscht ge echter niets liever dan uw pen stuk te stampen op het vlak van uw schrijftafel - het is zeer plezierig zooiets, maar gij zijt verplicht u den dag daarna een nieuwe pen te koopen - want schrijven doet ge toch, het is een natuurlijke behoefte - de eene mensch vloekt zich dood, de andere loopt zijn kop op de muren stuk Gij schrijft uw Kleine Oorlog p. [116]: Dit werk van LOUIS-PAUL BOON werd in December 1946 gedrukt op de persen van Drukkerij Erasmus te Ledeberg bij Gent, in opdracht van A. Manteau N.V. te Brussel. 021 Op voorplat en rug van het stofomslag, zowel als op de boekrug: Louis P. Boon. Deze, al eerder gememoreerde ‘verkeerde’ naamstelling zou door Boon zelf in de hand gewerkt kun-nen zijn. Zijn voorstel voor het stofomslag bevat deze wijze van naamsvermelding ook, althans in handgeschreven vorm [Zie: 10B.55-EEN SCHILDER ONTSPOORD (p. [48])] 022 Van 24 december 1944 [het eerste nummer] tot en met 12 augustus 1945 publiceerde Boon in Zondagspost 24 bijdragen, kronieken van de oorlog naar notities uit zijn oorlogsdagboek. Hij zag deze eerder als journalistiek dan als letterkundig werk. ‘Hij vatte ‘Mijn kleine oorlog’ op als een journalistiek gelegenheidswerk dat hem financieel goed uitkwam.’ [Bert Vanheste in: 10A.26-WANT UW VIJAND WIE IS DAT? (p. 44)]. Humbeeck [10B.47-RESTANT, p. 490-493] deelt die mening niet. Ook hier verschillende uitleg van Boon ten aanzien van het ontstaan van de rubriek en het boek: “Onmiddellijk na de bevrijding begon Manteau een weekblad uit te geven, Zondagspost, en mevrouw Manteau vroeg me of ik daar geen wekelijkse kroniek in wilde schrijven, een kroniekje over mijn belevenissen onder de oorlog” [Boon in 10A.07-FLORQUIN-TEN HUIZE VAN... (p. 40)], en elders ook: “Paul Gustave van Hecke, de hoofdredacteur van het socialistische weekblad Zondagspost had Boon gevraagd om een wekelijkse kroniek over de oorlog zoals hij die in zijn Aalsterse voorstad had beleefd.“ [Bert Vanheste Boon citerend in 10B.40-JAARBOEK GENOOTSCHAP 5 (p. 69)]. Zondagspost werd geen succes. Eind 1945, nadat Boon naast zijn kronieken ook nog 14 andere bijdragen had geleverd, kreeg hij van Van Hecke te horen dat er te weinig financiële ruimte was voor meer bijdragen van zijn hand. (‘Wij hebben geen geld meer, tracht op een andere manier Uw plan te trekken’, [vgl. 01.73-MEMOIRES VAN BOONTJE (p. 36-37)].) Mogelijk als pleister op de wonde suggereerde Van Hecke de kronieken in boekvorm te publiceren. Hetgeen geschiedde, na uitvoerige bewerking en toevoeging van tientallen aantekeningen uit Boon’s ‘oorlogsdagboekje’. “Na een jaar had Manteau geen geld meer om dat weekblad verder uit te geven en er zijn daar dus maar 52 kursiefjes verschenen. Maar ik zat nog met een hele hoop uitgewerkte en niet uitgewerkte aantekeningen. Ik heb die kroniekjes dan maar in boekvorm laten verschijnen: telkens het kroniekje en daarnaast een hele hoop aantekeningen, die niet uitgewerkt waren en die ik onuitgewerkt laten volgen heb, dan weer een verhaaltje, weer aantekeningen, enz.” [10A.07-TEN HUIZE VAN... (p. 40)]. Boon schrijft later dat hij met de kroniek moest stoppen omdat het lezerspubliek volgens Van Hecke geen belangstelling meer had voor oorlogsverhalen. Het laatste is een meer aannemelijke verklaring, want Boon begint direct daarna met een nieuwe rubriek - Gij zult slechts meenemen wat gij dragen kunt - die tot het laatste nummer wordt volgehouden. 023 Eerst in maart 1947 in de handel gebracht in 1500 exemplaren. 024 Zie voor verschillen tussen de voorpublicaties, eerste en tweede druk: 10A.26-WANT UW VIJAND WIE IS DAT? (p. 223-224). 1960: 2e gewijzigde en uitgebreide druk 025: A. Manteau N.V./Em. Querido's Uitgeverij N.V., Brussel/Amsterdam (Salamander 70) Pocket, 140 + III p. 11,5 x 18,5 cm. Omslag: Theo Kurpershoek [De hoofdstuktitels luiden nu:] Het boek over de oorlog / De goudvissen / De grens / Hallucinatie / Rode nacht / De oude Ekster / Van den Borre / Kleine kolendieven / Tonijn / Een sentimentele kontroleur / Brief / Benzinetank / De twee blinden / Jean uit Tervueren / Leven van Flor / Eenvoudig verhaal / Piano te koop / Albertine Spaens / Het eerste uur / De profiteurs / Lof der Bosswell [sic] sisters / De laatste / Rechtvaardigheid / Iemand uit Buchenwald / Le drapeau / Brief over Lea Lûbka / Stalpaert van de Werbestelle / Oorlogsjeugd / Self-defense / Vijftien jaar later / Laatste woord] p. 4: Eerste druk 1947 [sic] p. 5-7: Elsschot over Boon p. 9: [Proloog:][Gewijzigd] Ge schrijft uw Kleine Oorlog Ge zoudt liever een ander boek schrijven - grootser, dieper, mooier. Ge zoudt het dan noemen ’dit zijn de vloeken en gebeden van de kleine man tegenover de grote oorlog, dit zijn zangen, dit is DE BIJBEL VAN DE OORLOG”. De volgende dag wenst ge niets liever dan uw pen stuk te stampen - het is opwindend zoiets, maar ge zijt verplicht u de volgende dag een nieuwe pen te kopen - want schrijven doet ge toch, het is een natuurlijke behoefte. De ene mens vloekt zich dood, de andere koopt zijn kop tegen de muren stuk. Ge schrijft uw Kleine Oorlog. Achterplat: Mijn kleine oorlog van de bekende Vlaamse schrijver Louis Paul Boon werd met een handvol scherven van de laatste oorlog vergeleken. En inderdaad zijn het brokstukken van menselijke ellende en menselijke humor, van menselijke hoop en wanhoop en het bittere verdriet van een rechtschapen man die ten spijt van 's levens ontgoochelingen een idealist gebleven is. Louis Paul Boon, die in 1912 te Aalst werd geboren, heeft met zijn non-conformistische boeken een vooraanstaande plaats in de Vlaamse roman-literatuur verworven. Hij heeft nooit het schone, altijd het ware, het echte woord gezocht dat soms niet al te gepolijst was. Liever een lelijke waarheid dan een schone leugen, was zijn devies en hij liet de aestheten praten. Bij het verschijnen van Mijn kleine oorlog stuurde Marnix Gijsen aan ‘Boontje’ een briefkaart, waarvan de tekst luidde: ‘Las uw Kleine oorlog. Van harte bravo. Laat u door niemand iets wijsmaken hoe ge zoudt moeten schrijven en wat; ge weet het goed. Uw kleine oorlog is een groot boek. Droeg ik een hoed, ik zou hem voor u afnemen.’ En Louis Paul Boon heeft zich nooit iets laten wijsmaken. Hij kan geducht uit de hoek komen en doet dat ook hier. Hij behoort niet tot de lauwen of tot de schipperaars. Ook Mijn kleine oorlog heeft Louis Paul Boon, die niet alleen een scherp waarnemer is maar bovendien over een krachtig uitbeeldingsvermogen beschikt, met schrijnende felheid uit zijn gekwetst doch nimmer geknot idealisme geschreven. 025 Vanheste [nawoord 7e druk]: ‘Hij verving nogal willekeurig honderden Vlaamse woorden en wendin-gen door Nederlandse, schrapte of herschreef een behoorlijk aantal passages die de lezer konden choqueren, zwakte de strijdbaarheid hier en daar wat af, onder meer door het weglaten van de kroniek ‘Prijzen’ [...]’. Boontje's uitleg over voorgeschiedenis en herdruk in Vooruit van 15 februari 1968: “Terwijl ik in één adem drie dikke boeken schreef, vulde ik ook nog een schrijfboekje met allerlei aantekeningen, zomaar wat ik op straat of op de smokkeltram hoorde, of wat ik daar in de buurt te zien kreeg, en dat allemaal betrekking had met de oorlog... Misschien zou dat opschrijfboekje, zoals zoveel meer, in de vergeethoek geraakt zijn. Maar Paul Gustave Van Hecke was bij de uitgeverij Manteau een weekblad in elkaar beginnen steken, dat Zondagspost heette, en waarvoor hij dringend kopij nodig had. ‘Schrijf me elke week iets over de oorlog in uw buurt’, zei hij, en op zo'n bevelende toon dat ik onmiddellijk gehoorzaamde. Elke week verscheen hierdoor een stukje van Mijn Kleine Oorlog in Zondagspost, en ik had daar jaren mee kunnen doorgaan, moest ook Zondagspost jaren hebben bestaan. Het verdween helaas, en ik was nog maar aan de helft van mijn opschrijfboekje. Als ik die stukjes uitgeven wou, stond er niets anders op dan de onuitgewerkte aantekeningen er zomaar tussen te lappen. En als het dan in boekvorm verscheen kreeg ik de gekste verwijten naar het hoofd. Kollaborateurs die zich erin herkenden, en me dreigden op een donkere avond dood te slaan... Brave mensen die zich geërgerd hadden omdat er zoveel vloeken en vieze woorden in voorkwamen... Toch liet ik het boekje eindigen met een tekst in kloefletters: “Schop de mensen een geweten”. En ik bedoelde: wrijf ze steeds opnieuw hun vuiligheid onder de neus, zodat ze uiteindelijk iets als schaamtegevoel krijgen. Het duurde tien jaar, als het geen vijftien jaar was, eer dat boekje een nieuwe druk waardig werd. Telkens opnieuw hoorde ik, dat het voornaamste bezwaar ertegen die paar vieze woorden waren. En toen dan eindelijk de tweede druk zou komen schrapte ik die paar vieze woorden... En toen zei de kritiek, dat ik het boekje verminkt had...” Eindigde de eerste druk met de roemruchte zin: “Men moet de menschen een geweten schoppen”, door toevoeging van twee hoofdstukjes luidde de laatste regel nu: “Wat heeft het alles voor zin”. 1965: 3e druk: Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam (Salamander 70) Idem, maar met nieuw omslag: H. Berserik Achterplat: Willem Elsschot: [...] ‘lees het met uw hart, met een sprankel van het grootmenselijk gevoel waarmede Boon het geschreven heeft. Uw diepste menselijke waardigheid zal wakker worden en allicht zult gij de schrijver behulpzaam zijn bij het vertrappen van die miljarden larven waardoor wij belegerd worden, ieder van ons in zijn eigen kleine idealistische schans, van die larven die de Grote Verbroedering in de weg staan, de verbroedering van blanken en zwarten, van Britten, Moffen en Russen, de verbroedering die althans aan de grootste collectieve gruwel een eind zal maken: aan de oorlog, schaart u onder Boons vaandel, want zijn kleine oorlog is niets anders dan de “oorlog aan de oorlog”.’ Marnix Gijsen: ‘Las uw Kleine oorlog. Van harte bravo. Laat u door niemand iets wijs maken en wat; ge weet het goed. Uw kleine oorlog is een groot boek. Droeg ik een hoed, ik zou hem voor u afnemen.’ 1968: 4e druk: Idem, maar hernieuwd omslag: H. Berserik 1969: [5e] druk in: 01.46-DE VOORSTAD GROEIT/VERGETEN STRAAT/ MIJN KLEINE OORLOG 1973: [= 6e] druk: ‘Lektuurbijlage’ bij tijdschrift Mimo, Brussel 1974: 5e [= 7e] druk: De Arbeiderspers, Amsterdam/Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam (Salamander 70) Pocket, 140 p., 11,5 x 18,5 cm. [Als 2e druk (1960)][Nieuw] Omslag: H. Berserik 1978: [8e] druk in: 01.62-HET VROEGE WERK 1983: 6e [= 9e] druk [Als de 2e druk (1960)]: [Voorwoord door Willem Elsschot] Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam (Salamander 70) Pocket, 140 + IV p., 11,5 x 18,5 cm. Omslag: H. Berserik 1986: 7e [= 10e] druk [naar de eerste druk]: Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam Met een inleidend woord van Willem Elsschot en een nawoord van Bert Vanheste Gebonden (met stofomslag), 140 p., 11,5 x 18,5 cm. Flaptekst: Uit een interview dat H.U. Jessurun d'Oliveira in 1960 026) heeft opgetekend: ‘Mijn kleine oorlog’ gaan ze nu opnieuw uitgeven, en nu ben ik verplicht geweest van het te herzien, maar ik had het het liefst helemaal herschreven: ik was niet akkoord met het slot, en met heel wat veel andere dingen. Ik heb het gemilderd, en op andere plaatsen weer toegespitst. Het is een oorlogsboek, het is in en onmiddellijk na de oorlog geschreven. Al die woede, die haat, wat weet ik al, al die dingen die u binst de oorlog beroeren, die staan daarin, maar het is nu vijftien jaar na de oorlog, ge kunt niet nog altijd dezelfde furie opbrengen. Nu heb ik als Alexander Dumas over de eindstreep van het boek heen een stuk bijgeschreven: “Vijftien jaar later”. Ik heb daarin een van de personages die in de oorlog zo tierden en scholden en raasden ge-vraagd, herinnert ge u nog dat en dat? - Niet dat ik u zou kunnen zeggen, antwoordde hij. Hij is het vergeten... Indertijd is Mijn kleine oorlog van uitgever tot uitgever gegaan. Iedereen wou het boek uitgeven, maar toen ze het lazen werd iedereen bang voor al die vieze woorden die erin stonden. Och ik heb ze er nu ook maar uit weggelaten... ‘Het schoonste is eruit, zegt mevrouw Boon.’ [Vervolg achterflap:] Of mevrouw Boon gelijk had of niet, kan niemand sindsdien meer beoordelen: de eerste druk van Mijn kleine oorlog is, zoals dat heet, onvindbaar, wat een eufemisme is voor heel duur in de tweedehands boekhandel. Het leek ons daarom een goed idee de eerste druk integraal en “diplomatisch” te herdrukken, voorzien van een vergelijkend nawoord van de deskundige bij uitstek, Bert Vanheste. Band en stofomslag: L.P. Boon en J. Tapperwijn p. [4]: [Drukgeschiedenis] p. [5-6]: Inhoud p. 7-10: Willem Elsschot: Ter inleiding p. [11]: [Motto] [Als eerste druk] p. 129-140:Bert Vanheste: Ontstaans- en drukgeschiedenis Gepubliceerd in: 03.60.04.1 Tirade 40 (1960) april/mei). Tevens in 15B.03-SCHEPPEN RIEP HIJ GAAT VAN AU. 1988: 8e [= 11e] druk (naar de tekst van de 2e druk): Met een inleidend woord van Willem Elsschot Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam (Salamander 70) Pocket, 140 + IV p., 11,5 x 18,5 cm. p. [4]: Drukgeschiedenis p. 5-8: Elsschot over Boon p. 129: Ontstaans- en drukgeschiedenis Achterplat: [Als 3e druk, met toevoeging:] Louis Paul Boon (1912-1979) is dé schrijver van het Aalster proletariaat. Maar door zijn veel te grote talent is hij ook dé Vlaamse schrijver van na de oorlog geworden. Omslag: Ineke van Doorn 1992: 9e [= 12e] druk: Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam Met een nawoord van Bert Vanheste (Salamander 70) Pocket, 152 + III p., 11,5 x 18,5 cm. p. [4]: [Drukgeschiedenis] p. 5-8: Elsschot over Boon p. 141: Nawoord door Bert Vanheste Achterplat: [Als 8e druk (1988)] Omslag: J. Tapperwijn 1994: [= 13e] druk: Wolters-Noordhoff, Groningen (Grote Lijsters 1994 Nr. 1) Paperback, 112 p., 12,5 x 20 cm. p. [4]: Uitgegeven met een licentie van Em. Querido's Uitgeverij B.V. Nawoord: Tony van Winssen p. 5-7: Elsschot over Boon p. 106-112: Biografie [door] Tony van Winssen Achterplat: ‘Waarde lezer, lees dit boek niet met de ogen van een literair criticus, (...) maar lees het met uw hart. Uw diepste menselijke waardigheid zal wakker worden en allicht zult gij de schrijver behulpzaam zijn bij het vertrappen van die miljarden larven waardoor wij belegerd worden (...), van die larven die de Grote Verbroedering in de weg staan, de verbroedering van blanken en zwarten, van Britten, Moffen en Russen, de verbroedering die althans aan de grootste collectieve gruwel een eind zal maken: aan de oorlog. Schaart u onder Boon's vaandel, want zijn Kleine Oorlog is niets anders dan ‘Oorlog aan de Oorlog’.’ Antwerpen, 31 maart 1946 Willem Elsschot Ontwerp omslag: Hans Bockting/Pauline Hoogweg (UNAmsterdam [/] Fotografie omslag: Lex van Pieterson, Den Haag 2002, 14e druk: Louis Paul Boon: Mijn kleine oorlog Teksteditie en nawoord: Kris Humbeeck, Dirk de Geest, Anne Marie Musschoot, Yves T’Sjoen, Ernst Bruinsma en Britt Kennis [Werkuitgaven] Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam, 2002 Gebonden (met stofomslag), 495 p., 22 x 15 cm. [Binnenzijde stofomslag]: Weinig boeken over de Tweede Wereldoorlog zijn zo aangrijpend als Mijn kleine oorlog. Een rapsodische aaneenschakeling van beklijvende beelden, navrante geschiedenissen en ogenschijnlijk banale scènes dompelt de lezer onder in een sfeer van vunzigheid, geweld en dreigende ondergang. Louis Paul Boon kant zich systematisch tegen elke poging om een hogere betekenis te geven aan wat hij registreert. Want oorlog is in zijn opvatting onbeschrijflijk zinloos. ‘Schop de menschen tot zij een geweten krijgen […] wat heeft het alles voor zin?’ Mijn kleine oorlog is de spiegel van een kapotte tijd. De publicatie van Mijn kleine oorlog in 1947 verwekte schandaal. Als een zorgvuldig beraamde aanslag op het Schone & Verhevene is het boek een waardige opvolger van Louis-Ferdinand Célines Voyage au bout de la nuit. Vandaag geldt Mijn kleine oorlog als een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur. Deze editie bevat alle in druk verschenen varianten van Mijn kleine oorlog. Ook de niet eerder gepubliceerde oudste versie van deze klassieker, ontstaan in de lente van 1944, is opgenomen. ‘Beste Pol, gij zijt formidabel met uw potlood en uwen inkt. Al schreeft ge met stront…’ Willem Elsschot in een brief aan Louis Paul Boon uit 1945 [Achterzijde flap][Foto] ‘Hij was de grootste prozaschrijver die Vlaanderen heeft voortgebracht, de meest gedrevene, de meest bevlogene, de eerlijkste, hij die het meest heeft gedurfd.’ Jeroen Brouwers. Omslag: Anneke Germers naar Alje Olthof Schilderij: Maurice Roggeman, Lea Lûbka, copyright erven Roggeman p. [4]: Deze editie van Mijn kleine oorlog is mede tot stand gekomen met productiesteun van het Vlaams Fonds voor de Letteren p. [5]: Inhoud p. 7-8: Ter inleiding p. [10]-35: Vertellingen over den oorlog p. [37]-110: Mijn kleine oorlog. Zondagspost 1945 p. [111]-207: Mijn kleine oorlog. Met een inleidend woord van Willem Elsschot. Eerste druk 1947 p. [209]-298: Mijn kleine oorlog. Met een inleidend woord van Willem Elsschot. Tweede druk 1960 p. [300]: [Foto]: [Boon als krijgsgevangene] p. 301-439: Kris Humbeeck: Een kramp van walg en cynische spot, brutaal geuit, decadent [met foto’s] p. 440-453: Kris Humbeeck, Dirk de Geest, Anne Mario Musschoot, Yves T’Sjoen,Ernst Bruinsma, Britt Kennis: Tekstverantwoording [met foto’s] p. 454-457: Selectieve bibliografie p. 458-483: Noten p. 484-85: Brief van een ‘zwarte’ p. 486-495: Concordantielijst
|