Bibliografie > Zelfstandige publicaties


DE BENDE VAN JAN DE LICHTE


Drukkerij “Het Laatste Nieuws”, Brussel, [maart 1953]

Ingenaaid, 287 p. [+ 12 illustraties], 18 x 25,5 cm.

 

T.o. titelpagina:

plaat I: De Brusselaar had zich met de onbekende teruggetrokken in een donkere hoek

p. 4: II Het plan van de Brusselaar

p. 13: III Te Velsiecke

p. 22: IV In “Het Cruysken”

t.o. 24: plaat II: Te laat, Simon .. te laat mijn jongen! Zegt hij

p. 36: V Het kasteelmeneerke

p. 45: VI De honger

t.o. 48: plaat III: Ja, zeg nekeer welk soort volk wij zijn: riep Anne-Marie de Clerck

p. 57: VII De bende groeit

t.o. 72: plaat IV: Het was IJzeren Simon die schopte

p. 74: VII De eerste proef

p. 88: VIII In het kasteel

t.o. 96: plaat V: Ik zal haar biecht horen, zei de monnik

p. 107: VIII Een keldergeschiedenis

t.o. 120: plaat VI: Het zijn metselaars en timmerlieden, mandenvlechters en stoelbinders, op zoek naar werk!

p. 128: IX Kermisdagen

t.o. 144: plaat VII: Een kroes wordt hem uitgestoken en als hij er de koude hand naar uitstrekt, giet men ze vlak voor zijn dorstige mond leeg

p. 151: XI Een andere wereld

t.o. 168: plaat VIII: Daar komen de gebroeders Hendrickx uit het Bos

p. 170: XII Met Mie Gendarme op Marode

p. 190: XIII Feest in het Raspaljewoud

t.o. 192: plaat IX: Marie Bruninxs overhandigde Mie van Dorpe het briefje van Jan de Lichte

t.o. 210: plaat X: Daar zit hij! riep Flaviel

p. 211: XIV Onder de zwarte vlagge

p. 235: XV Ik ben een bandiet

t.o. 240: plaat XI: Daar zijn niet veel die ontkomen!

p. 257: XVI Het zinkende schip

t.o. 262: plaat XII: Tincke moet iets doen... maar wat

p. 277: [] Als het uur geslagen is!

p. [288]: [Advertentie]

 

035 Boon [10A.07-TEN HUIZE VAN... (p. 14)]: “Toen De Bende van Jan de Lichte in Het Laatste Nieuws als feuilleton verscheen, heb ik daar Lowie Boon onder laten zetten. Toen ik die stof tot een echt boek had verwerkt, kwam er Louis-Paul op!”

036 Jeroen de Preter [10B.56-DE KANTIEKE SCHOOLMEESTER nr 6/7 (p. 722)]: ‘Van De bende van Jan de Lichte bestaan twee aanzienlijk verschillende versies. Naast de door Boon herwerkte versie uit 1957, was de roman al eerder al vanaf 20 november 1951 als feuilleton verschenen in Het Laatste Nieuws. Een vergelijking van deze twee versies leert dat beide gebaseerd zijn op een eerste ‘oerversie’.’ [Zie ook: 13.95.04].

Van die versie zijn drie fragmenten overgeleverd:

1. De inleiding van die oerversie is waarschijnlijk de voorpublicatie De bende van Jan de Lichte. Eerste preuve voor een volksboek met ondergrondse bedoelingen die in oktober 1950 in het Nieuw Vlaams Tijdschrift verscheen.

2. Een tweede relict van die oerversie staat in Tijd en mens van voorjaar 1951. Het gaat om het hoofdstuk ‘Ik ben een bandiet’ dat in de verkorte vorm ook in de twee gepubliceerde versies van de roman voorkomt.

3. Een derde fragment van deze oerversie vond ik bij Jo Boon; tien pagina's van een typoscript dat voor de rest onvindbaar is. De verbeteringen die Boon op dit typoscript aanbracht bewijzen dat het als basis diende voor de versie in Het Laatste Nieuws. De tekst van het typoscript is namelijk identiek op een aantal [...] tussen rode haakjes geplaatste passages na. Zo werden scheldpartijen, de beschrijving van een verkrachting, commentaar op God en staat, enz. niet opgenomen. Boon's feuilleton was nu eenmaal voor een conservatief dagblad bestemd. Dat deze oerversie, en niet alleen die in Het Laatste Nieuws, ook als basis diende voor de nog sterker ingekorte versie die bij de Arbeiderspers verscheen, wordt bewezen door de terugkeer van passages uit Tijd en Mens en de bijdrage in het Nieuw Vlaams Tijdschrift die, zonder twijfel niet in de feuilleton-editie voorkomen omwille van hun subversieve inhoud.

 

037 In begin 1950 schrijft Boon al aan De bende van Jan de Lichte. Dit blijkt uit brieven aan zijn uitgever, gepubliceerd in 01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN:

Brief aan R. Kuipers, directeur De Arbeiderspers, eind mei 1950: “... ons boek van de roverskapitein Jan de Lichte schiet heel goed op.” (p. 198)

Idem: begin juli 1950: “Jan de Lichte schiet goed op”. (p. 198)

Idem: 9 of 10 juli 1950: “Ik werk dapper door aan Jan de Lichte”. (p. 199)

Idem: half juli: 1950: “aan Borgers om een klein fragment ervan te publiceren in Podium”. (p. 200-201)

Idem, eind augustus 1950: “De bende van Jan de Lichte schiet zeer snel op. Het achttiende hoofdstuk komt juist uit de oven en is nog gloeiend heet [...] de vier volgende, en laatste hoofdstukken zullen ook in snel tempo volgen, hoop ik! Ik denk dat het een goed boek wordt”. (p. 201)

Idem, eind september 1950: “met gelijke post stuur ik u de rest van J.d.L. Het boek is daarmee klaar. Zoals ge zien zult is het niet zo omvangrijk geworden: 343 bladzijden”. (p. 202)

Idem, oktober/begin november 1950: “Hierbij sluit ik het project in van het boek ‘De bende van Jan de Lichte’ zoals ik het in de geest van uw Arbo-reeks helemaal herschrij-ven wil. Het zou dan ook niet alleen naar de vorm beter geschikt zijn - een meer afgerond geheel, dat ik bovendien ga zuiveren van elke omslachtige meditatie - maar gaat tevens daardoor, naar mijn schatting, niet meer dan 150 getypte vellen beslaan ...”. (p. 202)

De bende van Jan de Lichte wordt uiteindelijk door De Arbeiderspers pas in januari 1957 uitgegeven. Het contract voor het schrijven van het boek dateert al van 3 december 1951!.

038 Tussen 1 april en 7 oktober 1950 verschenen in Boon's rubriek ‘Wereld Van Vandaag’ in Front stukjes die prefiguratief zijn voor deze roman. Na enkele verhalen over Jan de Lichte in Front (25 maart, 17 juni, 12 en 19 augustus 1950), het Nieuw Vlaams Tijdschrift (oktober 1950), Tijd en Mens, 2 (1951) 9-10 en De Vlaamse Gids (36 (1952) 7. Een omgewerkte versie van deze stukjes verscheen vanaf 14 november 1951 als feuilleton in Onze wekelijkse Aflevering onder de titel De Bende van Jan de Lichte.

Dit boek is de bundeling van deze weekafleveringen en wijkt zozeer af van de later door De Arbeiderspers gepubliceerde versie dat deze laatste uitgave als een aparte publicatie dient te worden beschouwd. [Zie: 01.20-DE BENDE VAN JAN DE LICHTE].

Hierin wordt Boon gevolgd: “Ik heb u al gezegd dat ik dat eerst in feuilletonstijl geschreven heb en dat ik er dan een serieus boek van heb willen maken.” [10A.07-TEN HUIZE VAN... (p. 67-68)]





terug