Bibliografie > pseudoniemen/schuilnamen


Terminologie

Zowel in België als in Nederland is het gebruik afwijkingen van de persoonsnaam waaronder een auteur werd opgenomen in het geboortenregister ‘pseudoniem’ te noemen. Zo wordt ‘Kronkel’ beschouwd als een pseudoniem van de journalist en toneelrecensent Simon Johannes Carmiggelt en ‘Piet Grijs’ als een der pseudoniemen van de schrijver en wiskundige Hugo Brandt Corstius. De term pseudoniem is tot verzamelterm verworden voor benamingen die exacter zouden kunnen geschieden. Waar hierna het woord pseudoniem voorkomt is deze omschrijving niet van de samensteller. Deze wijst het gebruik van die term van de hand en maakt onderscheid naar schrijversnaam, initiaalgebruik, naamsvariant, naamleen, pennaam en schuilnaam.

 

Schrijversnaam

De naam waaronder een persoon als publicist bekend wil zijn. Zo gebruikte de persoon Simon Vestdijk de schrijversnaam S. Vestdijk. Hij voerde dit zo strak door dat in 1947 het stofomslag van Puriteinen en Piraten door de uitgever moest worden vernietigd omdat daarop de naam Simon Vestdijk voortkwam.

Initiaalgebruik

Het gebruik van de aanvangsletter van een of meer voornamen en de achternaam.

Naamsvariant

Wordt veelal gebruikt ter bekorting van de persoonsnaam. Zo bekortte Fritzi ten Harmsen van der Beek haar naam na een aantal publicaties tot F. Harmsen van Beek. Daarnaast kan de naamsvariant ontstaan door zetfouten. De naam van de feitelijke auteur blijft in beide gevallen herkenbaar.

Naamleen

Heeft zelden te maken met een vrije keuze. Zo zagen tijdens de Duitse bezetting sommige joodse Nederlanders zich gedwongen onder een leennaam te publiceren. Victor van Vriesland kreeg toestemming van Jacques Bloem zijn vertaling van Caliste van Belle van Zuylen te presenteren als van mr J.C. Bloem. De historicus Jacques Presser mocht van zijn collega B.W. Schaper drie bijdragen in de eerste druk van De Tachtigjarige Oorlog onder diens naam publiceren.

Duidelijk is dat in geen der bovenstaande gevallen sprake is van een keuze om als auteur onbekend te blijven. Het gebruik van het begrip pseudoniem is dan niet juist. Nog duidelijker blijkt dit bij de beschrijving van de laatste twee begrippen.

Pennaam

Het gebruik van de aanduiding pennaam lijkt een gallicisme (nom de plume) dan wel een anglicisme (penname). De term is echter nuttig voor het aanduiden van de bewuste naamkeuze van een auteur, die ook onder zijn eigen naam bekend wil zijn of wil blijven, maar een naam wenst te gebruiken om andere facetten van zijn schrijverschap duidelijk te maken. Zo diende de naam ‘Hopper’ de journalist Nico Scheepmaker aanvankelijk om zijn televisiekritiek duidelijk af te scheiden van zijn andere werk.

Schuilnaam

Wordt meestal voor kortere of langere termijn gekozen opdat de auteur als persoon verborgen blijft achter die naam, soms zelfs permanent. De dichteres Eva Gerlach was er niet gelukkig mee dat haar uitgever, Theo Sontrop, haar werkelijke naam onthulde.

Een voorbeeld van een tijdelijke schuilnaam is het gebruik van de naam ‘Patrizio Canaponi’ door A.F.Th. van der Heijden voor zijn debuut Een gondel in de Herengracht en andere verhalen in 1978, een titel die negen jaar later als vierde druk onder de schrijversnaam verscheen. Een tweede titel, De draaideur, verscheen onder dezelfde schuilnaam in twee drukken in 1982. Eerst voor de derde druk in 1992 wordt de auteursnaam A.F.Th. van der Heijden gebruikt.

 

De namen van Lowie, die onder zijn eigen naam, dus 'Louis-Paul Boon' zou publiceren

Voorafgaand aan de publicatie van De Voorstad groeit vond tussen Boon en zijn uitgeefster Angèle Manteau correspondentie plaats over de naam die als schrijversnaam gebruikt zou worden. Het manuscript was ingezonden onder zijn roepnaam Lowie. Besloten werd tot gebruik van de schrijversnaam ‘Louis-Paul Boon’, de naam die Lodewijk Paul Aalbrecht “mijn eigen naam” noemt in zijn brief daarover aan Manteau.

Naamsvarianten

De schrijversnaam werd direct al de eerste keer onjuist weergegeven, namelijk als Louis P. Boon. Daarna treffen we in De Roode Vaan, binnen drie maanden tijd, maar liefst nog eens vijf varianten, al dan niet door haast of slordigheid op de zetterij ontstaan:

Louis-P. Boon 8 oktober 1945

L.P. Boon 21 november 1945

L.-P. Boon 30 november 1945

P.L. Boon 19 december 1945

P.-L. Boon 31 december 1945

Hierna volgen, in andere periodieken de varianten:

Boon

L. Boon

Louis Boon

Louis L.P. Boon

Initiaalgebruik

De initialen L.P.B. treffen we voor het eerst aan in De Roode Vaan van 12 december 1945. In de loop der jaren volgden, al dan niet door zetfouten ontstaan:

B.

L.B.

L.B.B.

L.-P.B.

Noch bovengemelde variatie in namen, noch het initiaalgebruik valt terug te voeren op een bewuste wens van Boon een specifieke naam of initiaalcombinatie te gebruiken als ondertekening van bepaalde soorten werk van zijn hand. Wel was het een ieder duidelijk wie de auteur was.

Naamleen

Het lenen van de naam van een andere auteur. Komt bij Boon slechts eenmaal voor, in een niet-serieuze vorm. Op de zetterij was zijn naam onder een stuk van zijn collega Prosper de Smet gezet. Om daar de spot mee te drijven signeerde hij enkele dagen later een cursiefje met de pennaam[variatie] van die collega: ‘Polke Pluim’ [= Pluym].

Pennaam

Het analyseren van de door Boon gebruikte ondertekeningen bracht de samensteller tot zijn definities van gebruikte auteursnamen. Maar zelfs binnen de term pennaam dienen verfijningen te worden aangebracht gelet op de redenen achter die naamkeus.

De meest gebruikte pennaam is Boontje. Deze wordt voor het eerst gebruikt op 24 november 1946 in Front, als ondertekening van een cursiefje. Boon zelf lichtte deze naam als volgt toe in een interview met Florquin, gepubliceerd in 10A.07-TEN HUIZE VAN... (p. 14):

“Ik denk ook dat ik Boontje een beetje beschouw als een schuilnaam. Louis-Paul Boon schreef grote romans. Boontje maakt nevenbedenkingen, produceert joernalistiek werk in bladen en tijdschriften. Dat was werk van mij maar niet van Boon, nazaat van Stijn Streuvels! Toen De bende van Jan de Lichte in Het Laatste Nieuws als feuilleton verscheen, heb ik daar Lowie [verschrijving van Florquin bij de transcriptie van de geluidsband; moet zijn: Louis, vH] onder laten zetten. Toen ik die stof tot een echt boek verwerkt had, kwam er Louis-Paul op!”

Drie andere pennamen zijn:

Louis Boon

Lowie, zijn roepnaam, die pas in druk gebruikt wordt als auteursaanduiding bij de publicatie van 01.43-DRIE MENSEN TUSSEN MUREN en

Erwtje, meer als spotnaam gebruikt, in Vooruit op 12 oktober 1970 en 15 april 1971.

Andere pennamen, soms een schuilnaam, dan weer naamleen lijkend, kunnen als volgt worden onderverdeeld:

1. Gebruik van een naam als literair spel

Gebeurt bij de achttien stukjes die onder de titel: ‘Van de Vos Reinaerde’ in Front gepubliceerd werden. Deze teksten liggen aan de basis van het boek dat [01.12-] Wapenbroeders zal gaan heten. Refererend aan de oorspronkelijke auteur van het epos is de naam Willem daarom gemeenschappelijk in de zich aflevering na aflevering wijzigende auteursnaam:

Willem van Arnout

Willem die geen madoc maakte

Willem-Tot-Dingen

De andere Willem

Willem, de Buitloze

Willem van Nivardus

Willem, de verradelijke

Willem van Martin XXIV tot Boccacio [sic]

Willem Kolmatchevski

Willem van Glichozaro

Willem des Granges

Willem L'Arpenteur

Willem de St. Cloud

Messire Willem Desnois

Magister Nivardus Wilhelmus

Willem Willems

Willem von Bolois

Willem Sacerdos

Een literair spel waarvan Boon genoeg krijgt? De laatste zes afleveringen verschijnen namelijk anoniem.

2. Namen die Boon's wens tot wisselwerking tussen auteur en lezer uitdrukken brengen

Vanaf 20 december 1945 treft de lezer van De Roode Vaan de auteur

Jeroem Dhonderkob (ook Jeroen Donderkop en Jeroem Dhonderkop)

aan in een door Boon binnen zijn rubriek opgenomen brief.

In dat spoor volgen vanaf 22 december 1945 brieven van:

Carlos Wijnigtijt (ook Carlos Wijnigteit, Wijnigtijt en Wijnigteit)

Op 5 januari 1946 treft de lezer van De Roode Vaan de auteur

Treezeken Peerlamoer, die daarna haar naam bekort, eerst nog gewijzigd in Treezeken Paerlamoer (door Boon van de weeromstuit “Thérèse Perlenacre” genoemd): Uw Treezeken P..., Uw Treezeken P., Uw Treezeken, Treezeken en P..

Verder treft men een brief van

Symphatisant op 2 februari 1946 en van

Medardud Rhonkendwoordt op 6 februari 1946.

Zeker door de spellingswijze die voor de namen van deze briefschrijvers gekozen is, zou de goede lezer hebben kunnen weten dat achter deze namen niemand anders dan Boon stak.

Schuilnaam

Ook hier verdient het aanbeveling onder te verdelen. Boon hanteert om verschillende redenen een groot aantal schuilnamen, die naar groepen kunnen worden onderscheiden en wel op de volgende wijze:

1. Verhullende auteursnamen uit economisch motief

In de jaren van geldnood kon Boon door hulp van vrienden onder schuilnaam publiceren in een aantal tijdschriften die hem, zo wordt veelal aangenomen, geen plaats geboden zouden hebben als de directies ervan geweten hadden dat het werk van zijn hand was. Deze schuilnamen werden in De Zweep gebruikt, in Het Laatste Nieuws en in de weekendbijlage daarvan Onze wekelijkse Aflevering.

Deze zijn te onderscheiden in:

a. Niet herleidbare schuilnamen:

Marc Meenen,

vanaf 27 november 1949, met als verbasteringen Marc Wenen en Marc Menen)

J. Dharck,

vanaf 29 januari 1950, soms door zetfouten vervormd tot J. Dharch,

J. Dharcke en J. Dharek.

Pol Aelsterman,

sinds 5 juli 1952 in Het Laatste Nieuws

Prof. Weetal

op 27 december 1951 in Het Laatste Nieuws

en Prof. Weetniets

vanaf 3 juli 1952 voor bijdragen in Het Laatste Nieuws

b. Herleidbare schuilnamen:

1. Spel met de eigen naam

Het gebruik van de naam Lodewijk Erwt [soms abusievelijk als Erent gezet], die voor het eerst gebruikt werd op 4 november 1951 in De Zweep. Als men het gebruik van een schuilnaam kenschetst als poging van een auteur niet gekend of herkend te worden, dan kan dit naamgebruik niet als het gebruik van een schuilnaam opgevat worden.

Hetzelfde gaat op voor het gebruik van de naam van zijn zoon Jo, aanvankelijk gecombineerd met diens makker Pippo. Waarschijnlijk heeft Boon's behoefte eens de spot te drijven met een paar collega's geleid tot het gebruik deze doordringbare verhulling van de schrijver, die voor het eerst door Jos Muyres werd ontdekt als gebezigd vanaf 6 december 1946 voor de duur van de feuilleton De vertellingen van Jo.

2. Spel met de eigen initialen

Weverbergh meent in onder meer 10A.09-BOONBOEK dat vele pseudoniemen van Boon aan dit kenmerk voldoen. In werkelijkheid komt deze wijze van naamkeuze slechts viermaal voor:

Louis Baekeland[t] (tweemaal in Vooruit: 15 mei en 14 augustus 1955)

Lea Bontrit (auteur van 02.03-HET RAVIJN DER SCHIMMEN)

Lea Brandts (ook Lea Brantds) (vanaf 21 januari 1951 in De Zweep)

Lew Brandon (vanaf 2 september 1951 in dezelfde periodiek)

2. Schuilnamen ter voorkoming van (verdere) kritiek op de eigen persoon:

Boon's activiteiten als boekrecensent werden door de lezers en collega's niet gewaardeerd in die mate die de auteur verwachtte. Schuilnamen zijn dan te verwachten: aangenomen moet worden dat hij toch zijn mening kwijt wilde. Toch werden er maar twee schuilnamen (als recensent) aangetroffen, maar dit voldoen niet aan de gekozen omschrijving:

Boeckenspieghel (in De Roode Vaan op 8, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19 en 20 juli 1946). Deze schuilnaam werd door meerdere collega's gebruikt. Tijdstip en -duur doen vermoeden dat het hier om vervanging tijdens vakantie gaat.

Daarnaast duikt ook

Uttenboecke als recensent op (in Front op 28 september en 5 oktober 1947).

3. Werkelijke schuilnamen, gekozen ter onbaatzuchtige verhulling:

Lew Waitmas, door uitgever of auteur zelf verbasterd tot Lew Waitmans, Leo Waitmas en Lew Waitman. [Zie: 01.31-DE LIEFDE VAN ANNIE MOLS]

ANDERE SCHUILNAMEN?

Julien Weverbergh noemt in 010A.09-BOONBOEK het pseudoniem David Heinz, in 10B.01 nog David Haines geheten, zonder overigens publicatieplaatsen te geven.

Er doen nog vele speculaties de ronde over andere schuilnamen waarachter Boon zich verborgen zou kunnen hebben. Het gaat in deze gevallen steeds om publicaties die plaatsvonden in de jaren 1949 tot en met 1955, met name in Het Laatste Nieuws, Onze wekelijkse Aflevering, Almanak van Uilenspiegel en De Zweep. Maar ook in Vooruit kan sprake geweest zijn van schuilnaamgebruik. Zie verder deel 2.

 





terug