Bibliografie > Zelfstandige publicaties


DE VOORSTAD GROEIT


Bekroond met de Leo J. Krijn-prijs 1942 002/003)

Uitgeversmij A. Manteau N.V. Brussel, (1942) [= juli 1943] 004)

Gebonden (met stofomslag) en ingenaaid, 445 p., 14 x 20 cm. 005/006)

 

Omslag: Ontwerp: Maurice Roggeman 007)

Flaptekst: Bekroond met de Leo J. Krijnprijs 1942

Met algemeene stemmen 008) werd de “Leo J. Kryn-prijs” van 10.000 frank toe-gekend aan Louis P. Boon voor zijn roman “De Voorstad groeit”. De jury, bestaande uit Willem Elsschot, Raymond Herreman, Willem Pelemans en Fr. Closset, kreeg 32 handschriften te beoordelen en vond genoemd boek de openbaring van deze prijsvraag.

De jury is van meening dat de schrijver over opmerkelijke vormkracht beschikt en dat hij over een omvangrijke eigen stof en wereld een persoonlijke visie te brengen heeft. De groote verdienste van Louis P. Boon ligt in het vermogen om stevig getypeerd leven te scheppen. Opmerkelijk mag heeten hoe al de figuren scherp individueel zijn geteekend en toch door het voorstadsverband zijn vereenigd, hoewel ieders lot zich naar eigen aard voltrekt. Voorstadstragiek, met sterk menschelijke trekken. Een krioelen van personages, die echt aandoen - met speciale aandacht ook voor kindertypes - en in wier hart dikwijls diepe peilingen worden gedaan.

Zelden gebeurt het dat als debuut met zooveel zwier de schildering van een geheele “comédie humaine” in zulk eigenaardig meewarig licht wordt volgehouden.

De jury heeft het gevoel, meer te mogen doen dan de aandacht vestigen op een goede inzending uit vele: als niet alle teekenen bedriegen, steekt in Louis P. Boon een schrijver met substantie en klasse. 009)

p. 445: Henri Proost & Co Drukkers - Boekbinders - Uitgevers - Turnhout (België) Toelatingsnummer 1469

 

 

001 Het manuscript van DE VOORSTAD GROEIT zou onder de naamkeuze ‘Lowie’ ingezonden zijn ter deelname aan de prijskamp. Deze inzending wordt herhaaldelijk door Boon beschreven. Zo bijvoorbeeld in Vooruit, 2 augustus 1974: “Nog steeds zat ik steeds maar te schrijven, nu eens eenzaam op het kale achterkamertje, dan weer gewoon aan een hoek van de keukentafel. Ik was reeds aan bladzijde vierhonderd en zoveel, en had mijn vrouw er geen eind aan gemaakt, ik zou er nog steeds aan verder schrijven. Maar praktisch van aard zijnde, las ze ergens in een krant dat er een Prijs werd uitgeschreven voor een boek, een roman. Ze stuurde me weg voor een of ander karweitje, en maakte hiervan gebruik om onderaan op mijn laatste bladzijde te schrijven: ‘Enzovoort, enzovoort...’. [Alinea] Ze schonk het manuscript aan een buurmeisje, dat net op een schrijfmachine leerde trommelen. Ze bezorgde dat kind ook een hoop goedkoop papier en zei: ‘je kunt evengoed leren trommelen met dit hier. [’] [Alinea] [...] Zelf liep ik niet zo hoog op met die hoop beschreven papier. Het was een eerste geut, zoals ze dat in literaire termen noemen. Een ruwe schets van wat het later worden moest, met ernaast een opschrijfboekje van wat nog moest veranderd en toegevoegd. [Alinea]

Maar dat wist mijn vrouw niet, ze had er ‘enzovoort, enzovoort’ aan toegevoegd en leefde in de waan dat er maar één manuscript voor de Prijs in aanmerking kwam, het mijne - of liever, het hare. Het geluk wou, dat onze grootste schrijver Willem Elsschot [sic] in de jury [zat]. En dat hij het slot ‘enzovoort, enzovoort’ zo formidabel vond. [Alinea] Ik ontving de Prijs, die men in feite aan mijn vrouw had moeten geven. Ze wist een ogenblik niet meer waar haar het hoofd stond, toen een brief van de uitgeverij kwam: ‘De prijs is nog niet officieel toegekend, maar het interesseert ons wel uw manuscript in druk uit te geven [...] Ingesloten het kontrakt’.”

Deze voorstelling van zaken is om meerdere redenen twijfelachtig. Zo wordt het manuscript wel afge-sloten met het roemruchte “enzovoort, enzovoort”, maar... in het handschrift van Boon zélf [Mededeling Kris Humbeeck].

Jos Muyres [10B.72-BERICHTEN UIT BOONLAND (p. 23)]: ‘De Voorstad groeit is een cyclische roman. Dat wil zeggen dat hij met min of meer hetzelfde tafereel eindigt als waarmee hij begonnen is [...] Heel bewust als einde van het boek. Met het cyclische karakter onderstreept Boon [...] de pessimistische visie op het bestaan [...] Die visie wordt natuurlijk nog eens extra in de verf gezet door de slotwoorden “enzoovoort, enzoovoort.” M.a.w. als Jeanneke Boon er al de woorden [...] achter heeft gekalkt, dan heeft ze niet alleen een bijzonder gelukkige keuze gemaakt [...] maar ze heeft dat ook op een bijzonder gelukkig moment gedaan, namelijk juist op het moment dat Boon een soortgelijke scène als de openingsscène had geschreven. Het zal duidelijk zijn. Met alle respect, ik geloof niet in het verhaal van Jeanneke [...].’

Muyres wordt in zijn ‘ongeloof’ gesteund door... Boon zelf. In het televisie-interview met Joos Florquin, uitgezonden door de BRT op 24 mei 1971 en gepubliceerd in 10A.07-TEN HUIZE VAN... (p. 21), vertelt hij: “Terwijl ik nog aan dat boek bezig was, kwam mijn vrouw me de krant tonen waarin stond dat er een literaire prijs zou toegekend worden. Ik aarzelde nog om daaraan mee te doen maar mijn vrouw grabbelde mijn papieren bij elkaar en zei: ik stuur dat op. Ik zei: wacht nog een beetje, het boek is nog niet helemaal af! Maar niets te doen. Aan de laatste volzin heb ik dan nog toegevoegd: enz. enz. Mijn vrouw pakte alles samen in een papier, deed er een koordeken rond, verstuurde het en ik had de Leo J. Krijnprijs.”

Bij de publicatiebesprekingen drong uitgeefster Angèle Manteau aan op het gebruik van een andere voornaam. Lodewijk Paul Aalbrecht Boon bericht haar per brief: “Uw voorstel, mijn schrijversnaam te veranderen overwogen hebbende, ben ik besloten, in plaats van Lowie, met mijn ware naam: Louis-Paul, te teekenen. Dus Louis-Paul Boon”. [01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 181)].

Op de titelpagina en op de rug van zijn eerste roman wordt echter de auteur Louis P. Boon genoemd; op het voorplat [zie noot 005] is dat de bedoelde: Louis-Paul Boon.

In het eerder genoemde t.v.-interview met Florquin (p. 13) zegt Boon hierover: “Toen het manuscript van De Voorstad groeit bij Manteau werd ingediend, stond daar alleen Lowie op. Ik dacht toen aan Van Gogh die altijd Vincent tekende. De mensen van de jury, die dat boek in handen kregen, dachten dat het eigenlijk een grap was van Gerard Walschap, dat Gerard Walschap dat boek had ingestuurd. En toen dachten ze hem te bekronen! Maar het was Lowie die bekroond werd. Ik voelde dat ze met die naam Lowie wat lachten en dat ze die als wat achterlijk beschouwden. Ik heb er dan in een soort van bravoure Louis-Paul van gemaakt en dat stond iedereen beter aan...”

002 Men treft de naam ‘Krijn’ ook als ‘Kryn’ gespeld, soms zelfs in één en dezelfde publicatie. Voor de juiste spelling van de geslachtsnaam wordt uitgegaan van het Register der akten van geboorte van de Stad Antwerpen, Jaar 1878, Nr. 3685: Leo Joannes Baptista Kryn. Bij aanhaling van een tekst wordt de spelling gebruikt als daar gebezigd.

Overigens ging Kryn zelf nogal slordig met de spelling van zijn naam om. Uit door hem zelf opgestelde advertenties voor de boekhandel, die zijn naam droeg, worden beide spellingen door elkaar gebruikt.

Tot de inrichting van de Leo J. Krynprijs werd in mei 1940 besloten. De stichtingsakte werd eerst op 30 mei 1942 met als partijen Kaitie Dickinson, de weduwe van de Vlaamse leraar, uitgever, auteur, boekhandelaar en drukker Kryn (1878-1940) en de uitgeefster Angèle Manteau. Deze akte legde mede de samenstelling van de jury vast. Een van de vijf daarin benoemden is Gerard Walschap. In zijn plaats werd echter Willem Elsschot uitgenodigd.

Kaitie [ook Katy of Katie] zelf was vanaf juli 1911 verantwoordelijk uitgever van de Revue Génerale/Continentale Illustrée te Brussel. [Jeroen Brouwers in: 14A.79-VLAAMSE LEEUWEN (p. 283-284)]

Na het overlijden van Kryn schakelde zijn weduwe huisvriend Willem Pelemans in, die opdracht kreeg de uitgeverij van haar man aan Manteau te verkopen. In zijn niet-uitgegeven memoires meldt Pelemans hierover: ‘De oude dame [Kaitie Dickinson] had berekend dat zij met het haar [daarvoor] aangeboden kapitaaltje om de vier jaar over een rente van 10.000 F zou beschikken. Zij vroeg aan mevrouw Manteau dat kapitaaltje te bewaren en om de vier jaar een letterkundige prijs - de Leo J. Kryn prijs - uit te schrijven. Verder wenste zij dat Willem Elsschot [jeugdvriend van Kryn] deel zou uitmaken van de jury en ikzelf als haar vertegenwoordiger. Mevrouw Manteau liet er geen gras over groeien en bleef geen vier jaar wachten. Zij kondigde de prijsuitschrijving aan.’ [AMVC: BOON-B 7307, Eén der mappen gemerkt D].

Het persbericht, door Muyres gedateerd als van 17 juni 1942, luidde:

ROMAN-PRIJS LEO J. KRYN

Bij wie hem gekend hebben, laat Leo Kryn nog iets anders na dan de herinnering aan een goed literator: hij was een goed vriend, een eerlijk man. En eenvoudig: zoodanig, dat men eerst na zijn te vroegen dood vaststelde, welke belangrijke plaats hij innam in de kringen, waar hij verkeerde, en in de organismen, waarvan hij het bindteeken, zoo-niet de ziel bleek te zijn. Toch was het langs de Vlaamsche letterkunde om, dat Kryn bij velen onder ons een innemende verschijning was geworden. Vlaming, en dichter natuurlijk, vierde hij zijn jonge droomen uit in het genootschap ‘Elck wat wils’, en tegen het einde van zijn leven zou hij in het aanminnelijke verhaal ‘De man met de baard’ nog getuigen voor zijn ongeschonden geloof in den mensch en in de literatuur.

Maar hij had ook nog op een andere wijze de letterkunde met zijn dagelijksch leven vermengd. Te Brussel richtte hij den eersten Vlaamschen boekhandel op en gaf het bibliografisch tijdschrift ‘Het Boek’ uit. Tijdelijk stelde de oorlog 1914-18 een einde aan dit bedrijf, maar nadien stichtte hij een uitgeverij en liet in 1936 het bibliografisch tijdschrift ‘Onze Tijd’ verschijnen.

Uitgever van menig degelijk boek, wijdde hij zich tevens aan het zoowel cultureele als professioneele werk van de Vereeniging ter Bevordering van het Vlaamsche Boekwezen, waarvan hij lange jaren voorzitter was.

Dat Mevrouw Leo J. Kryn nu de herinnering aan dezen vriend en dezen minnaar van het Vlaamsche boek wil bestendigen door het stichten van een Roman-Prijs, willen wij als een schoone daad ook nog op zijn naam schrijven.

Deze Prijs Leo J. Kryn zal voor de eerste maal in 1942 en daarna om de vier jaar worden toegekend aan een onuitgegeven roman van minstens 160 blz. druks van een Vlaamschen schrijver van Belgische natio-naliteit. Voor den prijs van 1942 worden de handschriften, onder den naam van den auteur ingewacht tot 1 September. Voor de volgende prijzen is de uiterlijke datum van inzending vastgesteld op 31 Maart van het laatste jaar van iedere vierjaarlijksche periode. Elke auteur mag meer dan één handschrift inzenden.

De jury wordt als volgt samengesteld: Willem Elsschot, Raymond Herreman, Maurice Roelants, Willem Pelemans als vertegenwoordiger van Mevr. Leo J. Kryn terwijl Fr. Closset als secretaris fungeert. De jury neemt zich voor haar keuze te verantwoorden in een verslag, dat zal worden openbaar gemaakt.

De prijs bedraagt 10.000 fr. en kan niet verdeeld worden. De firma ‘Onze Tijd’ N.V. Uitgeversmij A. Manteau zal het bekroonde werk uitgeven en voor de auteursrechten contracteren.’

Pelemans: ‘Er kwamen veel meer inzendingen dan verwacht. De zitting van de jury groeide vlug uit tot een confrontatie van de moderne baanbrekende stellingen van een Herreman en een Brulez, tegenover de meer Vlaamse traditionele concepten van een Roelants. Closset beoordeelde streng met esthetische normen van de internationale literatuur. Elsschot vond daarin heel wat plezier. De ietwat primitieve volk-se spontaniteit van de De Voorstad groeit van L.P. Boon beantwoordde door zijn bittere ironie aan zijn typische Antwerpse spotgeest. Herreman en Brulez vonden de sociale satirische bladzijden meesterlijk. Roelants verwierp het werk als raak type van de nieuwe mode in de kunst: het miserabilisme, maar gaf toe dat het door een ervaren letterkundige was geschreven. Hij zou trouwens vlug ontslag geven als lid van de jury. Zijn christelijk geloof kon moeilijk de ethische standpunten van de andere leden aanvaarden. De opening van het omslag met de naam van de inzender bezorgde een algemene verrassing: Louis Paul Boon was volledig onbekend.’

Drie opmerkelijke gegevens:

a. Met Herreman vond Brulez de sociale satirische bladzijden meesterlijk. Maar hij maakte geen deel uit van de jury. Een omissie? Een latere uitbreiding van de jury?

b. Roelants verwierp het boek als ‘raak type van [...] het miserabilisme’. Hij zou dan deze term voor Jeanne De Bruyn en Herman Oosterwijk gebezigd hebben. [Zie hoofdstuk 11: Recensies]

c. De opening van de omslag met de naam van de inzender bezorgde een algemene verrassing. Ook Bert Decorte [Zie: 14B.22-KORT GEDING] heeft het over een verzegeld omslag. Die voorstelling van zaken kan niet juist zijn. De manuscripten immers moesten onder de naam van de auteur ingezonden worden. Als er al sprake is geweest van een envelop, waarin zich de naam van de auteur bevonden zou hebben, dan moet de omslag eerder dan op de uiteindelijke ‘bekroningsvergadering’ geopend zijn. Anders had Manteau niet al een contract met Boon kunnen sluiten en had Elsschot in zijn brief aan de uitgeefster Boon niet kunnen noemen als de kandidaat van zijn voorkeur.

003 Voor dit boek ontving Boon in 1946 tevens de een premie van de Provincie Antwerpen [Hoofdstuk C. Literaire prijzen: C2].

004 Het verschijningsjaar wordt vrijwel steeds als 1942 opgegeven, behalve in latere publicaties (na 1994) van Kris Humbeeck, Jos Muyres en Paul de Wispelaere. Dit werd mede in de hand gewerkt door Boon zelf. Zo schreef hij op 4 maart 1945 Hubert Lampo onder meer: “Van mij verscheen De Voorstad Gr. in 42” [01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 103)]. In de 2e druk [1954] stelt zelfs de uitgever het jaar van oorspronkelijke publicatie op 1942. Ook in een fondslijst uit 1952 wordt de titel (die dan niet meer leverbaar is) aangeduid als verschenen in 1942.

De Voorstad groeit werd bekroond als manuscript. Boon op 9 november 1942 per telegram van de prijstoekenning op de hoogte gesteld: ‘Jury L.J. Krijnprijskamp, algemeen vergaderd, kent u eenparig de prijs toe’. [01.81-BRIEVEN AAN MORRIS (p. 50).]

De prijsuitreiking vond plaats op zaterdag 28 november tijdens een etentje in restaurant Aux Armes de Bruxelles te Brussel.

Al voor dit telegram is Boon op de hoogte van tenminste een kans op de prijs:

‘Roggeman beschrijft [...] de eerste ontmoeting tussen Boon en Maurice Roelants [...], die nog voor de uitreiking van de [...] prijs plaatsvond. ’Louis had een brief ontvangen: ‘Gelieve u aan te bieden op de Warmoesberg [Kantooradres van Manteau, vH] in verband met de Leo J. Krijnprijs.’ [...] Roelants vertelde dat hem als lid van de jury was opgedragen zich met Louis in verbinding te stellen, want het manuscript, dat moeilijk leesbaar was en naar zijn zeggen veel Belgicismen bevatte, had de jury wat overhoop gehaald.’ [Een aantal leden zou gemeend hebben dat Gerard Walschap zich achter de naam ‘Lowie’ verschool, vH]. ‘Zij had het werk zeer goed gevonden, maar was er niet zeker van of men haar geen parten speelde.’ [niet bij de neus nam], zei Roelants, ‘ik kan u mededelen dat de jury in uw voordeel heeft gestemd, maar er is nog een lid van wie wij de mening niet kennen...’. [01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 10-11)].

Dat lid was Willem Elsschot, die enige dagen later de uitgeefster het volgende schrijven deed toekomen: ‘Madame, Je suis entièrement d'accord avec les autres membres de jury. Le livre de BOON est très intéressant, C’est un écrivain qui a beaucoup de sentiment et des dons poétiques incontestables. Quoique je n'ai encore lu que 60 pages, mon opinion est faite. Je désire garder le M.S. encore quelques jours pour pouvoir le lire en entier, tellement il m'intéresse. Mais je vous communique déjà mon opinion parce que cela peut contribuer à la prompte publication de votre décision. Allez-y carrément. Le livre est méritoire.’ [10A.09-BOONBOEK (p. 58) en 010A.26-ALS EEN ONWEDER (p. 10).].

Uit de brief van 23 oktober 1943 van Boon aan zijn vriend Maurice Roggeman blijkt dat Manteau al voor de bekroning een feit was had besloten De Voorstad groeit te publiceren: “Nieuws van ‘De voorstad’!” Op 29 oktober, dus nog voor de prijstoekenning op 9 november, vonden tussen Manteau en Boon de besprekingen hierover plaats.

Het contract voor de uitgave werd op 18 november 1942 in Brussel ondertekend, nà, maar onafhankelijk van de bekendmaking van de uitslag van de prijskamp.

In het ‘Boontje’ van 4 oktober 1974 schrijft Boon hierover: “mijn uitgeefster van vroeger, madam Angèle Manteau, die me een brief had geschreven: ‘Ik weet nog niet of de jury uw boek gaat bekronen, maar in elk geval wil ik het reeds uitgeven. Kom zondagmiddag met uw vrouw en zoontje noenmalen’.”

Het boek zou niet eerder dan in de zomer van 1943 verschijnen. In 01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 7)] wordt door Jos Muyres in het voorwoord vermeld: ‘Na het etentje begon voor Boon het lange wachten op de uitgave van De Voorstad groeit.’

In 14B.112-HET EIGENZINNIGE LEVEN VAN ANGèLE MANTEAU (p. 116-117) komen geheel andere data voor. Zo zou het contract voor uitgave van De Voorstad groeit in januari 1942 gepasseerd zijn, terwijl het juryrapport op 20 februari 1942 in enkele kranten werd gepubliceerd. Deze data zijn onjuist. Een vergissing, of opzettelijk onjuist? De Leo J. Krijn-prijskamp werd eerst op 30 mei 1942 vastgelegd en pas daarna uitgeschreven. Het persbericht waarin deze prijskamp bekend werd gemaakt dateert van 17 juni 1942.

Dat het boek niet voor 1943 werd uitgegeven blijkt onder meer uit een bericht in Laagland van 20 november 1942 naar aanleiding van de prijstoekenning. Hiervan luidt de laatste alinea: ‘Het bekroonde werk [...] zal binnen een paar maanden verschijnen bij ‘Onze Tijd’, Uit.Mij. A. Manteau N.V. te Brussel.’

Ook uit correspondentie van Boon met zijn uitgeefster volgt dat het verschijningsjaar niet anders kan zijn dan 1943. Op 3 februari 1943 bericht Boon haar: “Heb de drukproef van ‘DVG’ ontvangen en ben zeer tevreden over de schikking, lettertype en zo meer”. Waarna hij haar op 27 maart schrijft: “Ik ben zeer tevreden over de nieuwe druk en smaakvoller uitvoering van het werk”. [Bedoeld wordt de drukproef, hetgeen blijkt uit het verzoek tot enkele wijzigingen in o.m. de layout.][01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 182).] Als men tevens let op de eerst verschenen recensies - Volk en Staat, 25/26 juli 1943, Vooruit, 27 juli 1943 en Het Vlaamsche Land, 1/2 augustus 1943 - moet men wel aannemen dat De Voorstad groeit in juli 1943 verschenen is.

De Belgische Bibliographie, Maandelijkse Lijst van Belgische werken […], aangewonnen door de Koninklijke Bibliotheek te Brussel vermeldt dan ook in de aflevering augustus 1943:

BOON (Louis P.) 8393 (Boon, L.P. 7)

1943. - De Voorstad groeit. Brussel, A. Manteau, 1943, 8o, 445 blz. (Gekart, 85 fr).

BR IV 17143 43-2422

005 Van de gebonden editie bestaan twee versies. Een met een zwart omslag waarop in zilverkleur het stofomslagontwerp is afgedrukt, en een waarop in bruine letters op het geel kartonnen voorplat boektitel en auteursnaam vermeld staan.

In een deel van de ingenaaide exemplaren is een etiket geplakt met de volgende tekst:

Uitgeversmij A. Manteau N.V., Brussel / H.P. Leopolds Uitg. Mij. N.V., 's-Gravenhage.

Leopold was voor de oorlog vertegenwoordiger van de belangen van Uit.Mij. Manteau in Nederland. De directeur, Mr Robert Iwan Leopold, steunde Manteau in de jaren dertig financieel bij de oprichting van haar uitgeversmaatschappij; hij had hierin aanvankelijk zelfs een meerderheidsbelang. Na de inval van de Duitsers pleegde hij zelfmoord. Manteau: ‘In de oorlog was mijn contact met Leopold gering, niet in het minst omdat de firma unter Verwaltung stond.’ [14B.112-HET EIGENZINNIGE LEVEN VAN ANGèLE MANTEAU (p. 138). Waarschijnlijk is De Voorstad groeit niet eerder dan na mei 1945 in Nederland op de markt gebracht, en dan nog in een zeer beperkt aantal. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 11 januari 1944 schreef Korteweg: ‘Naar de Brusselsche uitgever ons mededeelt, zal een aanvraag tot invoer in Nederland ingediend worden door H.P. Leopold te 's Gravenhage’. Uit niets is gebleken dat de aanvraag werd gedaan, laat staan dat deze resultaat opleverde.

006 De totale oplage bedroeg volgens contract 4000 exemplaren. Manteau meent er echter 3000 opgelegd te hebben. Hiervan werd tot 1947 ongeveer de helft tegen de vastgestelde verkoopprijs verkocht. Angèle Manteau: ‘Het overschot heb ik nog proberen te verkopen door publiciteit in Zondagspost, maar ook Zondagspost werd niet bepaald massaal gelezen. Tenslotte heb ik ze rond '47 in ‘pakketjes’ samen met onder meer Abel Gholaerts tegen een gunstprijs aangeboden’ [10B.50-DE KANTIEKE SCHOOL-MEESTER (p. 330)].

Blijkens een bestellijst voor boekhandel én particulier van de Uitgeverij Manteau, aangetroffen in een boek in persoonlijk bezit, bestond dit zogenaamde ‘pakketje’ uit twaalf titels van acht auteurs. De status ‘pakketje’ blijkt een kwestie van woordkeus. Men kon namelijk uit dit pakketje ook een enkel exemplaar bestellen. Het voorheen duurste boek van deze twaalf, Zes domino's voor vrouwen van Johan Daisne, trachtte Manteau in plaats van voor fr. 108 nu voor fr. 25 aan de man te brengen. Het kwam daarmee op een paginaprijs van 7,6 centimes. Lampo's Helène Defraye moest nog 7,8 centimes per pagina opbrengen. Van Elsschot ‘prijkten’ drie titels op deze lijst. Voor Kaas werd 11,8 centimes gevraagd. Kaas was daarmee het hoogst geprijsd. Boon's beide boeken komen op 4,2 centimes per pagina en zijn daarmee het laagst in prijs. Deze ‘uitverkoop’ zal een gevolg zijn geweest van de algemeen heersende malaise in de Belgische boekenwereld [zie 03.46.08.18.2] op dat moment, want ook auteurs als Van Aken, Depauw, Duribreux en Roelants waren in de aanbieding.

Merkwaardig is echter het navolgende. Volgens Jos Muyres hebben Manteau en Boon meer dan eens verklaard dat de tegenvallende verkoop van Boon’s boeken in hoofdzaak toe te schrijven was aan een boycot van katholieke zijde [10A.34-DE KAPELLEKENSBAAN GROEIT (p. 7-9)]. Boon’s boeken werden in voor bibliothecarissen en boekhandelaren toonaangevende vakliteratuur - Lectuur repertorium en Boekengids - voorzien van de quoteringen ‘verboden’ en ‘streng voorbehouden lectuur’, ‘en maakten daardoor weinig kans ingekocht te worden’. Manteau zelf is het dan die het geheugen van deze ‘biblio-thecarissen en boekhandelaren’ opfrist. Onderaan de aanbiedingslijst wordt namelijk vermeld: ‘Wanneer de werken met een III of IV in het Lectuur-Repertorium genoteerd staan, hebben wij naast de titel de quotering vermeld. De andere boeken zijn voorbehouden lectuur of slechts geschikt voor welgevormde, rijpere lezers.’ Vrijwillige medewerking aan het quoteringsysteem, dat haar naar haar bewering zakelijk gezien in de wielen rijdt om Het hart en de klok, De Voorstad groeit, Abel Gholaerts, Zes domino's voor vrouwen, Villa des Roses, Helène Defraye en Roelants' De weduwe Becker uit de katholieke boekenkast te houden! Of een handig gebruik van juist dit systeem als ‘reclame’ voor deze boeken?

Deze prijsverlagingen blijken ook uit de eerste door Manteau uitgegeven fondscatalogus 04.001-[ALMANAK] A. MANTEAU 1932[-]1947. Vergeten straat en Mijn kleine oorlog worden daar aangeboden voor respectievelijk 70 en 50 Frank (ingenaaide versies). De Voorstad groeit en Abel Gholaerts staan beide voor 18 Frank genoteerd, zonder overigens gewag te maken van een prijsverlaging. Uit de tweede fondscatalogus, die in 1952 verscheen, blijkt dat alleen Vergeten straat nog voorradig is. Nu tegen een prijs van 50 Frank. In deze ‘balans’ opgemaakt ‘ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan’ van de firma wordt De voorstad groeit aangeduid als uitgegeven in 1942.

007 In 10A.09-BOONBOEK (p. 48) wordt het omslagontwerp aan Boon toegeschreven. Het is echter van Maurice Roggeman. In 01.81-BRIEVEN AAN MORRIS (p. 51), brief XVI, schrijft Boon aan Roggeman: “Het titelblad [bedoeld wordt: omslag] zal lichtcrème of lichtbeige worden met de zwarte teekening.” Dit is de verantwoording van de ene artiest aan de andere over het gebruik van diens creatie. In 10A.10-KIJK, LOUIS PAUL BOON (p. 28) wordt Roggeman dan ook als ontwerper aangeduid. De tekening is rechtsonder gesigneerd met ‘M', zodat over de identiteit van de ontwerper geen twijfel hoefde te bestaan.

008 Tot de jury behoorde ook Maurice Roelants, die in de flaptekst niet wordt genoemd.

In Het Vlaamsche Land van 20 november 1942 verscheen onder de titel ‘Louis P. Boon, winnaar van den Leo J. Krijn-prijs’ het volgende bericht: ‘Met algemeene stemmen werd de Leo J. Krijn-prijs van 10.000 fr. toegekend aan Louis P. Boon [...] Sommige juryleden missen noode in de geaardheid van den auteur den zin, die in de somberste belevenissen ook af en toe een helderen voedingsader doet ontdekken, maar geaardheid is geaardheid’. Hieruit trokken enkele critici de, achteraf juist gebleken, conclusie dat deze kritiek van Roelants afkomstig moest zijn.

Onenigheid of niet, op basis van een uit het archief van Raymond Herreman afkomstig, bij het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC) berustend typoscript, kan worden vastgesteld dat aan het juryrapport of het persbericht een concepttekst ten grondslag lag waarin de kritische aantekeningen over het werk van Boon juist getemperd werden, hetgeen blijkt uit doorhalingen en met de hand aangebrachte tekstwijzigingen. In het voorstel luidde de tweede alinea: ‘De schriftuur ervan is lang niet feilloos. Naar taal en stijl, in spraakkundigen zin, kan er ongetwijfeld in gekuischt worden. Maar die onhandigheden nemen niet weg dat de schrijver over opmerkelijke vormkracht beschikt. Eveneens aan de oppervlakte zijn nog formeele invloeden te erkennen. Wij verzwakken den indruk niet, dat de schrijver over een omvangrijke eigen stof en wereld een eigen persoonlijke visie te brengen heeft. Sommige juryleden [etc]’.

De laatste regel van het concept luidde: ‘De jury heeft het gevoel, ondanks alle geconstateerde ongaafheden van De Voorstad groeit, meer te mogen doen dan de aandacht vestigen op een goede inzending uit vele [etc]’. [AMVC, B 7307, een der mappen D, 87.196/23]

009 Op de laatste alinea na [‘Het bekroonde werk [...] zal binnen een paar maanden verschijnen bij ‘Onze Tijd’, Uit.Mij. A. Manteau NV te Brussel’] is dit de integrale tekst zoals gepubliceerd in Laagland, 20 november 1942.

 

 

1954: 2e [gewijzigde] 010) druk:

Uitgeversmij A. Manteau N.V., Brussel 011/012)

Gekartonneerd, 258 p., 13,5 x 21 cm.

 

p. [3]: De eerste druk van DE VOORSTAD GROEIT verscheen in 1942 [sic] en werd

bekroond met de Leo J. Kryn [sic]-prijs 1942.

p. [260]: N.V. Drukk. Erasmus, Ledeberg/Gent

 

 

010 Onvermeld: Deze druk bevat een stuk tekst die wel in het oorspronkelijke handschrift voorkwam. Bij correctie viel dit niemand op. Boon zelf ontdekte dit euvel bij het nalezen van de Franse vertaling, die door P.G. van Hecke werd voorbereid.

011 Naam auteur op omslag: Louis Paul Boon. De ontwerper van het omslag kon niet worden achterhaald. De titelpagina bevat de tekening van Maurice Roggeman van het omslag van de eerste druk.

Hiernaast een oplage onder vermelding van het jaar van uitgave [1954] op de titelpagina. Deze laatste kende twee opbindwijzen. Naast die met de geïllustreerde omslag bestaat een vrijwel onbekende uitgave, die een eenvoudig grijs kartonnen omslag heeft, waarop een simpele auteurs- en titelaanduiding. [Niet vermeldt in 10A.18-VERDOODT]

012 Totale oplage: 4.000 exemplaren.

 

 

1963 [september]: 3e druk:

Em. Querido's Uitgeverij N.V./Diogenes P.V.B.A., Amsterdam/Neirinck

(Reuzensalamander 15)

Paperback, 250 p. + IV p., 12,5 x 20 cm.

 

Achterplat: Dit heeft Boontje (Louis Paul Boon noemt zich vaak zo) laatst geschreven:

U weet, op de flap van het boek staat steeds iets zeer lovends over de inhoud, om de mogelijke koper ervan te overtuigen: dat is nu eens Het boek! En meestal wordt die zeer lovende tekst door de schrijver van het boek zelf geleverd [...] Maar wat moet ik erover zeggen?

Nadat ik de vrieskelders verliet heb ik nog heel wat meer getekend en geschilderd. Maar dat was tijd en geld weggegooid, want geen mens die er wat in zag. Eens zag ik zelfs een mijner meesterwerken vastgenageld op een paneel van een ijsroomkarretje. En een man die me voortdurend kwam vragen naar nieuwe schilderwerken, bleek die achteraf nodig te hebben voor het betimmeren van een kippehok.

Dus schreef ik maar liever. Want het werd vrij regelmatig door een uitgever afgenomen, die me daar in het begin wat centen en wat later guldens voor gaf. Mijn vrouw was daar zo blij om, dat ze me zelfs een schrijftafel kocht, een prachtstuk waardoor ze mijn produktie meende te zullen zien verhogen. Die schrijftafel heb ik echter nooit gebruikt, dan om er eens een inktpot over uit te gieten en er een abstract schilderij van te maken.

Als ik schreef moest dat aan de hoek van de keukentafel gebeuren.

Ik weet niet hoeveel romans, verhalen, short-stories en een verzenbundel het zijn geworden.

Ze hebben het me eens gevraagd voor de televisie. Er was een quiz, en de ultieme vraag ervan ging dan zijn: hoeveel boeken heeft L.P. Boontje geschreven? Ze hebben er in de t.v. niet kunnen op antwoorden, want ik wist het zelf niet. De ultieme vraag is dan geloof ik over Walschap gegaan.

Maar onlangs heeft me iemand nog gezegd: die Voorstad groeit, dat is het mooiste boek dat ge geschreven hebt.

Het deed me wel iets, aan de ene kant bekeken. Maar aan de andere kant gaf het me toch een onbehaaglijk gevoel: dat al de rest alleen maar wat rest is geweest.

Want ik geloof niet in mijn boeken, zoals ik ook niet heb geloofd in mijn schilderwerk. Toen het de tweede druk ging krijgen moest het van de ouwe in de nieuwe spelling overgebracht, en heeft mijn vrouw dat moeten doen.

Hierdoor komt het, dat soms nog een vis zijn staart van ch heeft behouden. Ook nu durf ik het niet herlezen, voor deze nieuwe druk. Het is best mogelijk dat het me een prul blijkt te zijn, en dan ga ik door de grond van schaamte. En het is best mogelijk dat het inderdaad mijn beste werk is gebleven, maar dan ben ik een verloren man. Want dan ga ik weten, dat ik de rest van mijn leven heb verknoeid en verschreven.

Boontje is bescheiden.

Omslag: Max Velthuijs

 

1967: 4e druk:

Em. Querido's Uitgeverij N.V., Amsterdam

(Salamander 219)

Pocket, 252 + IV p., 11,5 x 18,5 cm.

 

Achterplat: De voorstad groeit is Louis Pauls debuut, in 1942 bekroond met de Leo J. Krijnprijs op aanraden van, onder anderen, Willem Elsschot en vervolgens midden in de oorlog uitgegeven, in België waar zoiets toen zonder inmenging van gewelddadiger hand kon.

De voorstad groeit is al helemaal Boon, zoals wij hem uit latere werken kennen. Het boek behoort tot zijn meesterwerken; het is overigens de vraag, of hij andere dan meesterwerken heeft geschreven. Wij citeren een anonieme recensie uit 1964: “Het is het boek van de desillusies. Iedereen, zowel rijken als armen, goeden als slechten, jong als oud, jaagt achter een droom, wil het onbereikbare, slaat zijn vleugels uit naar de zon en komt steeds, als in de beroemde mythe, vroeg of laat met een smak op de harde grond terecht. Het is nochtans dit najagen van dromen, dat volgens Boon de motor is die de aarde doet voortdraaien, die haar doet veranderen.” Wij halen nog een fragment uit het stuk aan: “Boon schrijft geen [...] littérature engagée in de échte zin van het woord. Boon constateert gewoon; hij wil geen sociale revoluties ontketenen. Zijn pessimisme is niet zozeer een pessimisme om sociale onrechtvaardigheden als wel om het gebrek aan contact én liefde tussen de mensen.

[...] Gans zijn boek is een pleidooi voor méér begrip, een pleiten voor menselijkheid in een steeds meer gemechaniseerde wereld.”

Omslag: H. Berserik

 

1969: [5e] druk in: 01.46-DE VOORSTAD GROEIT/VERGETEN STRAAT/

MIJN KLEINE OORLOG

 

1973: 5e [= 6e] druk [Naar de 4e druk]:

Em. Querido's Uitgeverij N.V., Amsterdam

(Salamander 219)

Pocket, 252 + IV p., 11,5 x 18,5 cm.

 

Wijziging achterplat:

[De zinnen “Wij citeren een anonieme recensie uit 1964:” en “Wij halen nog een fragment uit het stuk aan:” zijn vervallen. Als laatste zin vóór de recensies wordt nu vermeld:] “In 1967 kreeg Boon voor zijn gehele oeuvre de Constantijn-Huygensprijs.”

[Daarna volgen, bloksgewijs, de recensies als afgedrukt op het achterplat van de 4e druk (1967)]

[Nieuw] Omslag: H. Berserik

 

1978: [7e] druk in: 01.62-HET VROEGE WERK

 

1993: 6e [= 8e] druk:

Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam

(Salamander 219 Klassiek)

Pocket, 350 p., 11,5 x 18,5 cm.

 

p. [4]: [ Drukgeschiedenis] [Deze is incorrect]

p. 333: Nawoord door Bert Vanheste

Achterplat: Louis Paul Boons debuut, De voorstad groeit, was al een succes voor het een boek was. Het was in het begin van de oorlog; Boon liet zijn manuscript meedingen naar de Leo J. Krynprijs. Een van de juryleden, Willem Elsschot, schreef erover: ‘Ik begon 's avonds om half negen en ik herinner mij dat ik pas stopte toen ik mijn vrouw vanuit bed hoorde roepen dat het half drie was. Ik schrikte op, telde even na en constateerde dat ik iets minder dan de eerste helft achter de rug had. Zonder de tweede helft te lezen schreef ik nog gauw even aan de jury dat men, voor mijn part, de prijs gerust aan die L.P. Boon geven kon, want zo heette de onbekende. En toen bleek dat mijn confraters er precies zo over gedacht hadden.’

De voorstad groeit kreeg de prijs, en werd uitgegeven ook. Het boek is één aanklacht tegen onrecht en geweld, vervat in de geschiedenis van een kleine gemeenschap aan de rand van een kleine Belgische stad.

Louis Paul Boon (1912-1979) is dé schrijver van het Aalster proletariaat. Maar door zijn veel te grote talent is hij ook de Vlaamse schrijver van na de oorlog geworden.

Omslag: J. Tapperwijn

 

2000 [= 2001]: 9e druk:

DE VOORSTAD GROEIT

Bekroond met de Leo J. Krynprijs 1942

Teksteditie en nawoord: Kris Humbeeck, Dirk de Geest, Anne Marie Musschoot,

Yves T'Sjoen, Ernst Bruinsma en Britt Kennis

Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam, 2000 [= 2001]

[Werkuitgaven]

Gebonden (met stofomslag), 336 p., 14,5 x 22,5 cm.

 

Flaptekst: De voorstad groeit is een kerkhof van illusies. Wie aan de greep van de grauwe,

naamloze voorstad wil ontsnappen moet zich onmenselijke inspanningen getroosten. De jonge Mark verkoopt zijn ziel aan de vooruitgang. Hij wordt grootindustrieel en tovert de voorstad om in een bouwput. Te midden van zijn imperium waant Mark zich een god. Intussen tracht de minder fortuinlijke jeugd van de voorstad zich een weg te banen naar het geluk. Sander, Marian, Jean, de schone Elie, Morris: zij dromen allen van een beter leven en een rechtvaardiger maatschappij, terwijl in de verte de oorlog steeds dichterbij komt. En Bernard, de manke kunstenaar die de werkelijkheid niet aankan, gelooft dat zijn schilderijen de Waarheid aan het licht zullen brengen. ‘De een zegt dit en de andere dat. En... ach. Enzovoort, enzovoort.’

Louis Paul Boon (1912-1979) kreeg in 1942 de Leo J. Krynprijs voor zijn debuut De voorstad groeit. Het was de eerste roman die hij voltooide en in de openbaarheid bracht. De wereld die Louis Paul Boon in De voorstad groeit beschrijft is gedoemd ten onder te gaan. De roman leest als een kroniek van het aangekondigde verval. Tegelijk tracht Boon een realistisch portret te schetsen van de mensen in de voorstad. Het meesterlijke resultaat is een haast visionair epos dat even verwant is aan de boeken van John Dos Passos als aan Citizen Kane van Orson Welles.

[Vervolg achterflap:]

‘Ik begon 's avonds om half negen en ik herinner mij dat ik pas stopte toen ik mijn vrouw van uit bed hoorde roepen dat het half drie was.’

Willem Elsschot over De voorstad groeit

‘Boons genie werd gekenmerkt door het feit dat hij in zijn eentje alle literaire stromingen van de afgelopen eeuw heeft bedacht voordat ze door de roergangers ervan werden geformuleerd.’

Jeroen Brouwers in Humo-Boekenbeursbijlage 1999

Omslag Anneke Germers naar Alje Olthof

Omslagillustratie Louis Paul Boon Eerste studie over de angst (1941)

[Inlegvelletje:]

Deze editie van De voorstad groeit is mede totstandgekomen dankzij productiesteun van het Vlaams Fonds voor de Letteren.

p. [5]: Inhoud

p. 7-292: De voorstad groeit

p. [294]: [Foto van Louis Paul Boon]

p. 295-311: Kris Humbeeck: Slecht gedrukt, slecht gelezen, slecht beoordeeld?

p. 312-326: Kris Humbeeck, Dirk de Geest, Anne Marie Musschoot,

Yves T'Sjoen, Ernst Bruinsma en Britt Kennis: Tekstverantwoording

p. 327-329: Selectieve bibiografie

p. 330-336: Noten





terug