Bibliografie > Bibliofiele uitgaven, werk in kleine oplagen


MIEKE MAAIKE EN IK


Louis-Paul Boon / Fred Braeckman / Jürgen Schneider

Losbladig in portfolio, [9] bladen, 42 x 57 cm.

[1979]

 

[blad 1] COLOFON

MIEKE MAAIKE EN IK

omvat een originele tekst van Louis-Paul Boon en een woord vooraf van Fred Braeckman bij drie met de hand gekleurde etsen van Jürgen Schneider.

De etsen werden gedrukt op oud koperdrukpapier in

Jürgen Schneiders eigen atelier.

De oplage werd beperkt tot een reeks van 36 exemplaren, van 1 tot 36, naast een reeks van 15 exemplaren, van I tot XV, en 6 proefexemplaren waarvan 1 bestemd voor tentoonstellingen, alle met de hand genummerd en gesigneerd door de auteurs.

De etsen werden afzonderlijk genummerd en gesigneerd door Jürgen Schneider.

Dit is exemplaar Nr:

[Blad 2] [Facsimile van ets 1, echter met een kruis over de vagina, in de linkerbovenhoek een foto van Schneider, rechtsboven en linksonder foto's van Boon en rechtsonder van Braeckman]

[Blad 3] Ten geleide

Mieke Maaike en wij

[Bladen 4, 5 en 6]:

[Facsimile van het handschrift van Boon. Aan de onderzijde van elke pagina de transcriptie van het betreffende blad:]

Mieke Maaike en Ik

“Mieke Maaike en ik”, zo zegt Jürgen Schneider, en wat zou hij daarmee bedoelen? Dat hij het alleenrecht op haar heeft opgekocht, dat hij haar gehuurd heeft in overeenkomst van drie, zes, negen jaar?

Maar wat dan met student Steivekleut, die een diepgaande - jaja - studie over haar maakte? Wat met mezelf, die me mijn schepping ziet ontnemen? En vooral, wat met u, die in haar uw eigen lief dagdroommeisje hebt herkend?

Doch neen, die titel slaat op iedereen die zichzelf “ik” kan noemen. Want voor Mieke Maaike, zij bekende het me meer dan voldoende, blijft elke mogelijke man een hobbelpaard waarop zij zichzelf graag neerzet en, hobbelend “ja”! uitroept. Eens toen ze in een sprookjesachtige stemming was, liet zij zich met glans in de ogen ontvallen: “Ik hou van dit wonderlijke dier dat men de Eenhoorn noemt... het is het geheime wapen waarmee men mijn bebost en steeds van vocht druipend en speleologies grotje kan binnendringen.

“Maar wie is dan die Ik?”, bleef ik koppig en kloterig herhalen. En ze keek me met haar betoverende ogen diep diep in de gulp aan, streelde bemoedigend mijn Nostradamus en zei: “Jij, mijn echtgenoot van een andere” want daarin ligt haar bekoring: voortdurend echtgenoten te hebben die niet de hare zijn. En een optocht van Feministen aan haar raam zien voorbijstappend, bevestigde ze het met nadruk:

“ook een meisje heeft kloten aan haar lijf, al zijn het niet steeds dezelfde”.

Graag citeerde ik wat uit het proefschrift van student Steivekleut - je weet, “in en om het Kutodelisch verschijnsel bij kindswijfjes” - maar bekijken we eerst wat nauwkeuriger hoe Jürgen Schneider het zag en het met die hete naald in de plaat grifte. Reeds op het eerste komt de Eenhoorn op de in het struikgewas verscholen druipgrot afstormen. Hopelijk botst hij hierbij op niet teveel stalag- en andere mieten, want het gaat een hoeperdepoep van je welste worden. Dat ze hierbij de gehandschoende hand draagt is misschien nieuwe mode geworden, want ik wil niet aannemen dat ze als zovele heersers de fluwelen handschoen over de ijzeren vuist zou dragen. Nee, als ik beter toekijk lijkt het me een lederen handschoen, en leder is nu “in”. Gissemijn, als je het mij vraagt zou ik haar liever d'r eigen belederde duim zien gebruiken. En verder draagt ze over d'r gezichtje een kanten kap, waardoor ze waraatjes op een beul uit de beruchte middeleeuwen gaat lijken. Jürgen bezorgde haar die omdat wettige echtgenoten haar bij het inkopen in een discount niet tegen het - godgezegende - mooie lijfje zouden lopen en herkennen. Want in een discount vlieg je elkaar niet in de haren, daar raken dan teveel flessen of blikjes bij gebroken of geblutst. Gelukkig dat het een roodkapje is, want je weet, elke kleur is me lief als het maar rood is.

Wat de derde prent betreft, dat heeft de Eenhoorn reeds afgedaan en moet ze de hulp inroepen van een banaan. En dan volgens de teevee-reklaam geen al te beste, want er blijft geen etiketje “Sjiek-Kuta” opgeplakt. En dan nog iets merkwaardigs dat me terloops opviel: ze beschermde zich met de linkerhand, maar ze doet het met de rechterhand. Zou dat een politieke betekenis hebben?

Wenden wij nu - jammer genoeg - de blik van Mieke Maaike af, dan zien we op de middenprent een vent met een rood masker. Maar mijn hoofd af, als het niet Jürgen Schneider zelf is. Ook hij heeft de handschoen aangetrokken om aan de lul te trekken. Bah! En hij fluit daarbij ook nog een lustig wijfje - nee, wijsje - “die kleine mondschijtsonate”. Dat noemt men me fluiten met de hand aan de fluit.

Mooi is het wel, zo'n drieluik. Eens, in een winteravond als je zeer oud zult geworden zijn, moet je die drie prenten inlijsten en vóór het teeveescherm plaatsen, dan zal je tenminste kunnen zeggen: “vanavond was het een prachtprogramma, met Mieke Maaike... je weet wel, dat lieve kindje waarvoor ik nog de handschoen aantrok en het bed ermee inrolde”. Misschien - want je bent dan zeer oud geworden, vergeet het niet - ga je dan ook nog een van weemoed zwaarwegend traantje wegpinken.

[gesigneerd:] L.P. Boon

[Blad 7] [ets 1:] rechterluik [vrouwelijk naakt hoofd omwikkeld met gehaakte doek, rechterhand met banaan in richting vagina]

[Blad 8] [ets 2:] middenluik [gemaskerde man, zich masturberend met de linkerhand]

[Blad 9] [ets 3:] linkerluik [dezelfde vrouw, een minitatuur-eenhoorn in draf richting vagina]

 

[Van de oplage werden door Vrij Nederland in een lezersactie 25 exemplaren aangeboden tegen fl. 1250,- per stuk]





terug