Bibliografie > Zelfstandige publicaties


ABEL GHOLAERTS


Uitgeversmij A. Manteau N.V., Brussel, [eind mei 1944]

Gebonden (met stofomslag), 426 p., 14,5 x 19 cm.

Ingenaaid (met stofomslag), 426 p., 15 x 21,5 cm. 014)

 

Flaptekst: Bij denzelfden uitgever verscheen de eerste roman van LOUIS-PAUL BOON:

DE VOORSTAD GROEIT

Bekroond met den LEO J. KRIJNPRIJS voor 1942.

Enkele Persstemmen

“Wat er nu ook van zij, dit boek is één der opmerkelijke verschijningen van dit jaar, één dier zeldzame werken, die we later nog zullen kunnen herlezen. Als een beginneling het geschreven heeft, wenschen wij hem van harte geluk, ervan overtuigd dat hij geroepen schijnt om het meerendeel der Vlaamsche schrijvers voorbij te streven en met de besten naar de kroon te dingen.” André Demedts in Het Nieuws van den Dag

“Boon kan U menschen leeren zien, hij zet nu en dan een teeren toets naast al de duistere, hij kent het volk van de voorstad en de fabrieken en hij leeft er mee. Hij heeft menschenliefde en menschenkennis en hij weet eenvoudig en raak te schrijven. Zijn roman is nog niet geheel uit de verf, maar hij toont kracht; men houdt er een smaak van het leven van over. Een debuut, waarna men met belangstelling wacht op verdere ontwikkeling.” J.W.F. Werumeus Buning in De Telegraaf

De stofomslag van de ingenaaide editie is uitgebreid met:]

“Dit boek is met een breede vaart geschreven, een meeslepend, een beklemmend boek. Met enkele woorden weet Boon een mensch neer te zetten en hem met al zijn ellende en al zijn verlangen te evoceeren.” Jan Demets in Balming]

“Het is een roman van 450 blz., het verhaal bevattend van een stadswijk, een kwartier aan den rand van een groote stad, met armoehuizen en vervallen fabriekjes, met één rijke-menschen-woning, met een gevangenis dichtbij, [...] en met al de groezele, onbestemde miezerigheid van een karakterloos huizencomplex, dat langzamerhand door een nieuwe stadswijk zal worden vervangen. De voorstad groeit, maar ook de menschen, zij trouwen, krijgen kinderen, die op hun beurt weer uitgaan, enz. Het leven gaat voort, dit heeft Louis-Paul Boon ons willen vertellen. Hij ziet heel goed wat er gebeurt, hij is een opmerker, en hij kàn schrijven, al heeft hij zich niet los weten te maken van den invloed van Walschap en nog een paar anderen als daar zijn Hamsun, Roelants, Zielens. Wie een opmerkingsgave heeft als deze schrijver, heeft wat te zeggen, daaraan twijfelen wij niet, daarvoor staat deze alleszins boeiende, vaak aangrijpende eersteling borg.” Emile Buysse voor Zender Brussel.

“Naast vele tekortkomingen heeft “De Voorstad groeit” hoedanigheden, die niet te loochenen zijn. De schrijver is een scherp waarnemer en een vlot verteller.” Johan Sacré in Het Laatste Nieuws]

“Louis-Paul Boon heeft met dezen - zijn eersten roman - een krachttoer geleverd. Zelden - vooral in de laatste decennia - verscheen er een eersteling van een geheel onbekend auteur die zulke eigenschappen en verworvenheden ten toon spreidt. Dit boek is een fresco, een geheel.” B.E. in Vooruit

p. [7]: Eerste boek Het Talent

[Inhoud: I. Paddenhoek / II. Kleine Abel / III. Jeugd / IV. De monnik /

V. Vertwijfeling / VI. Het duister]

p. [427]: In opdracht van de Uitgeversmij A. Manteau N.V. Brussel gedrukt in

maart 1944 op de persen van Drukkerij Erasmus N.V. te Gent 1 L

T.N. 5851

 

 

013 Uit een brief van Boon aan Roggeman van 4 februari 1943 blijkt dat het dan nog als ‘Gholaerts’ aange-duide werk gereed is. Uitgeefster Manteau is niet tevreden met de titel en dringt aan op wijziging. Boon schrijft haar op 19 februari 1944: “Geachte Mevrouw, uw laatste schrijven in goede orde ontvangen. De titel ‘De Gholaerts’ schijnt me niet verrechtvaardigd daar er maar over één Gholaerts sprake is, Germain.

De andere, Abel Gholaerts, is een Van Geens [sic]. Nu heb ik twee voorstellen, ofwel geeft gij De Gholaerts en dan drukt ge op de eerste of tweede binnenpagina: op aanvraag mijner uitgeefster werd den door mij gekozen titel ‘Gholaerts’ veranderd in ‘De Gholaerts’ ofwel neemt ge den titel die zich op de bijlage bevindt. Ik bid U, mevrouw, denk eens over deze bijlage ernstig na. Ik wéét dat het goed is. Het is trouwens de enige abnormale titel voor dit abnormale boek. Louis-Paul Boon.” [10A.09-BOONBOEK en 01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 186-187)].

Op 1 maart 1944 volgt: “wat denkt u echter als titel: Abel Gholaerts?” Manteau stemt hiermee in. [01.80-BRIEVEN AAN LITERAIRE VRIENDEN (p. 187)].

Het is in de plannen van Boon een boek dat uiteindelijk uit twee delen zal bestaan. In een brief van 12 december 1942 [Ib. (p. 54-55)] schrijft Boon daarover aan Maurice Roelants: “Elsschot vroeg me of mijn nieuwe werk ook ‘zoo dik’ ging worden. Helaas, het wordt nog omvangrijker. En als ik dan moet uit de biecht klappen: het is nog maar het eerste deel. Gholaerts, het talent, bestaat op zichzelf als roman. Doch voor mij is het niet af. Ik stel me voor een tweede deel te schrijven... later... later... als ik zal sterk genoeg zijn om mijn gedachten vast te grijpen en op papier te smijten. Dan zou ik schrijven: “Gholaerts, het genie.” Boon heeft dit tweede deel nooit geschreven.

014 De rug van de gebonden editie geeft als auteur: Louis P. Boon.

Angèle Manteau schatte achteraf de totale oplage op 2000 exemplaren. Gelet echter op de frequentie waarmee dit boek door antiquaren aangeboden wordt, lijkt deze schatting aan de lage kant.

 

1968: 2e druk:

Em. Querido's Uitgeverij N.V., Amsterdam 015/016)

(Reuzensalamander 77)

Paperback, 337 p., 12,5 x 20 cm.

 

[Ook een imprint: Diogenes, Antwerpen]

 

Omslag: H. Berserik. Foto achterplat: J.C. Boon

p. 5-6: [Inleiding; op achterplat “Voorwoord” geheten] 017)

Aan de uitgeverij Querido,

Singel 262, Amsterdam Erembodegem, mei 1968

Liefste Tine, Reinold zegt me, dat het in uw bedoeling ligt, het boek Abel Gholaerts een tweede druk te bezorgen. Het denkbeeld, dat het tot zover moest komen, heeft me nooit erg aangelokt. Nadat ik mijn eerste boek had geschreven, De voorstad groeit, en daarmee een prijs van 10.000 frank in de wacht sleepte, schonk m'n vrouw me een prachtmeubel van een schrijftafel. Ik word weer ziek met eraan te denken. Het bleef in de beste kamer staan en ik trok me terug in de achterkamer, om aan een oud cafétafeltje een nieuw boek te beginnen.

Om de waarheid te zeggen, een al te onbesuisd boek, maar ik kon niet anders, daar mijn vrouw me ook nog een stapel papier, pennen en een literfles inkt bezorgde, in de hoop me opnieuw 10.000 frank in de wacht te zien slepen. Misschien omdat ik liever opnieuw zou geschilderd hebben, beschreef ik het leven van een schilder. En dan de schilder van wie ik die dagen het meest hield: Vincent van Gogh. Ik was toen nog zo; een schilder kon alleen maar groot zijn in mijn ogen als hij ook nog krankzinnig was.

Ik weet nu beter, doch daar gaat het niet over. Ik dacht het boek in twee dikke delen te schrijven: het eerste deel zou het leven van Vincent in Holland zijn, toen hij nog ‘De aardappeleters’ schilderde, en het tweede deel van zijn leven in Arles en Saint-Remy, toen hij bloeiende boomgaarden op doek bracht. Daarom noemde ik het eerste (en enige) deel ‘Het talent’, terwijl het tweede deel dan ‘Het genie’ moest worden.

Het is nooit tot dat tweede deel gekomen. Ik dacht toen: ‘Dat schrijf ik later wel eens, als ik zelf een genie zal zijn.’

Er kwam een meisje in huis om mijn vrouw wat te helpen met het omwassen van de vaat en het boenen der kamers, en die heette Eugenie. Mijn vrouw noemde haar echter gewoon ‘Genie’. En soms kon ik haar met stil verdriet aankijken en denken: ‘Zij is nu een genie, en ik niet.’

Om het klimaat in de beide boekdelen te onderstrepen liet ik het in het eerste deel, waarin Vincent in Holland en België leeft, voortdurend regenen. En dit met de bedoeling in het tweede deel, te Arles en Saint-Remy, krankzinnig-heet de zon te laten schijnen. Hierdoor is echter dat eerste, en enige, deel zo somber regenachtig geworden, dat ik het nooit meer durfde te herlezen.

Dat het een mislukt meesterwerk werd, heeft nog andere oorzaken. Van Gogh beschrijvend werd het niet helemaal Van Gogh maar voor een groot deel mijn eigen treurige jeugd, waarover ik uitgepraat ben. Daarom kon ik het ook niet meer Van Gogh noemen, maar bedacht ik de naam Abel Gholaerts, onze Hendrik Conscience mag weten waarom.

Zodoende stak ik mij steeds verder de vinger in het oog, tot bijna aan de elleboog. Want het verhaal overtappend in Vlaanderen, moest de zoon van dominee Van Gogh de zoon worden van pastoor Gholaerts. Iets wat niet kon, want pastoors hebben officieel geen zonen. Het kàn gebeuren, soms, maar niemand zegt er dan wat over. Daarom zei ik het ook niet in het boek, maar liet ik het wel voldoende doorschemeren.*

Iets wat me een ruzie met Willem Elsschot op de hals haalde, want hij schreef me: ‘Ge zijt een labbekak, die Abel niet openlijk als de zoon van de pastoor te durven voorstellen.’

Mijn bezwaren tegen het herdrukken zijn dus groot, vooral omdat ik de mensen in Holland een vermomde Van Gogh aan het been moet smeren. Blijf ik mijn held Abel noemen, dan zullen ze zeggen: ‘Bah, terwijl men toch duidelijk ziet dat het onze eigen Vincent is.’ En als ik beken, dat ik me op Vincent inspireerde, zullen ze zeggen: ‘Hij lijkt er helemaal niet op.’

Ik schrijf u deze brief, liefste Tine, om die te gebruiken als inleiding tot de tweede druk. Ook al wordt het boek nu negatief onthaald, ik draag niet helemaal alleen de schuld, ook gij zijt er wat verantwoordelijk voor.

Veel liefs, uw Louis Paul.

 

* Liefste Tine, ga nu niet denken, dat ik de zoon van een pastoor zou zijn. Ik ben de zoon van de kasteelheer.

p. [7]: Eerste boek / Het talent

p. [9]: Inhoud

p. 11: Paddenhoek

p. 51: Kleine Abel

p. 107: Jeugd

p. 165: De monnik

p. 224: Vertwijfeling

p. 284: Het duister

Achterplat: Abel Gholaerts is Louis Paul Boons tweede roman, in 1944 tussen De voorstad groeit en Vergeten straat in verschenen, en ook nog altijd zijn minst gelezene, doordat hij tot nu toe eigenlijk een ‘verloren’ boek is geweest, op kleine schaal verspreid (en dan eigenlijk alleen in België), sinds tientallen jaren alleen nu en dan antiquarisch te vinden (wij hebben voor het exemplaar, dat als kopij moest dienen, fl. 58,50 betaald!) en door Boon met aarzeling ten aanzien van het herdrukken omgeven.

Nu heeft Boon toch in de herdruk van Abel Gholaerts toegestemd. Het behoort immers tot zijn oeuvre en het heeft hierin een zeer eigen plaats.

Het getuigt van zijn bewondering voor Vincent van Gogh (Boon schildert zelf sinds lang) en is een poging om in een vervlaamst en verroomst verdichtsel Van Goghs jeugd te romantiseren. Dit voornemen is hem uit de hand gelopen; Abel Gholaerts bevat ook veel uit Boons eigen jeugdtijd.

Abel Gholaerts is naar de vorm een van Boons ‘gewoonste’ boeken. Het past ook het meeste in de traditie van de Vlaamse romanciers als Cyriel Buysse, Willem Elsschot en Gerard Walschap, die vele tientallen jaren lang hun Nederlandse collega's zo briljant hebben getart met de menselijke kant van hun werk. Boon heeft de tweede druk van Abel Gholaerts voorzien van een voorwoord, waarin hij het ontstaan van de roman beschrijft en het uitblijven van het vervolg, dat Van Gogh-Gholaerts’ Franse tijd had moeten beschrijven, verklaart.

 

015 G.H.F. Raat [10B.47-RESTANT (p. 117)], geeft in de notenlijst bij zijn artikel ‘Vincent en Lowie over Abel Gholaerts’ aan: ‘Abel Gholaerts [2e druk], Diogenes, Antwerpen’. Dit is echter een imprinteditie. Deze onjuiste notering wordt in de hand gewerkt door de Belgische wijze van bibliografisch beschrijven van een boek. Uitgaven van een Nederlandse uitgever, die in België door een collega in de handel worden gebracht worden vrijwel altijd aangegeven als uitgave van deze laatste!

016 Van deze druk werd een opmerkelijk aantal imperfecte exemplaren aangetroffen. Sommige katernen zijn dubbel, anderen ontbreken.

017 Uit de brief van Boon, als “Inleiding”, voor de herdruk van Abel Gholaerts bedoeld, ontstaat de indruk dat het Querido-uitgeefster Tine van Buul was die het initiatief tot deze herdruk nam. Hieraan mag met reden worden getwijfeld. De betrekkingen tussen Manteau en Boon bekoelden toen Manteau, na vier voor haar als uitgever ‘mislukte’ titels, geen kans meer zag nog werk van Boon te publiceren. Uiteindelijk vond Boon zijn heil in Nederland bij De Arbeiderspers. Hij ondernam diverse pogingen van Manteau toestemming te verkrijgen zijn vroege werk (met name Vergeten straat en De Voorstad groeit als Salamander bij Querido te mogen (doen) herdrukken. Op een brief van Boon over herdruk van Abel Gholaerts tekende Angèle Manteau voor haar secretaris aan zich te herinneren Boon een herdruk te hebben voorgesteld ‘maar dat hij toch weigerde omdat hij voor zijn tekst niet meer kon instaan. Hij weet het zeker nog en dus hij liegt’.

Na enige correspondentie krijgt Boon alsnog toestemming voor herdruk door Querido van de titels Vergeten straat, (2e druk) 1961; De Voorstad groeit, (3e druk), 1963; Mijn kleine oorlog, (2e gewijzigde druk) 1960.

Over de herdruk van Abel Gholaerts is Boon nogal tweeslachtig. In 01.45-OVER MIJN BOEKEN (p. 10), gepubliceerd in 1969 maar duidelijk eerder geschreven, stelt hij: “Doch als nu nog iemand over Abel Gholaerts spreekt, zoek ik een gat om erin weg te kruipen. Ik zou beter een gat zoeken om er alle overgebleven exemplaren in te begraven.”

 

 

1975: 3e druk:

Uitgeverij De Arbeiderspers/Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam.

(Reuzensalamander 77)

Paperback, 337 p., 12,5 x 20 cm.

 

p. [4]: Omslag: Wout Muller

p. 5-6: [Toegevoegd t.o.v. de 2e druk: in facsimile van het handschrift L.P. Boon:]

Bij de derde druk Erembodegem nov-74

Hieraan zie je weer, liefste Tine, dat het boek geen bestseller kan worden. Zes onzer mooiste jaren zijn voorbij gegaan eer er weer een nieuwe druk ervan kon komen. Maar we hebben de troost dat Willem Elsschot het boek in handschrift las, en dat hij zich kwaad maakte, maar toch aan zijn brief toevoegde: “Ik las het met tranen in de ogen.” Tot schrijvens, bij de vierde druk.

Achterplat: Abel Gholaerts is Louis Paul Boons tweede roman, in 1944 tussen De voorstad groeit en Vergeten straat in verschenen. Het is lange tijd eigenlijk een ‘verloren’ boek geweest, aanvankelijk op kleine schaal verspreid (en dan eigenlijk alleen in België) en jarenlang slechts nu en dan - en dat tegen hoge prijzen - antiquarisch te bemachtigen. De tweede druk, waarin Boon na veel aarzeling toestemde, heeft bijna vijfentwintig jaar op zich laten wachten. Een merkwaardige gang van zaken, temeer waar juist dit boek in het oeuvre van Boon een zeer unieke plaats inneemt.

Abel Gholaerts getuigt van zijn bewondering voor Vincent van Gogh (Boon schildert zelf sinds lang) en is een poging om in een vervlaamst verdichtsel Van Goghs jeugd te romantiseren. Dit voornemen is hem uit de hand gelopen; de roman bevat ook veel uit Boons eigen jeugd.

Abel Gholaerts is naar de vorm een van Boons ‘gewoonste’ boeken.

Het past ook het meeste in de traditie van de Vlaamse romanciers als Cyriel Buysse, Willem Elsschot en Gerard Walschap, die vele tientallen jaren lang hun Nederlandse collega’s zo briljant hebben getart met de menselijke kracht van hun werk. Bij de tweede druk heeft Boon Abel Gholaerts voorzien van een voorwoord, waarin hij het ontstaan van de roman beschrijft en het uitblijven van het vervolg, dat Van Gogh-Gholaerts’ Franse tijd had moeten beschrijven, verklaart.

In een P.S. bij deze derde druk citeert Boon Willem Elsschot, die hem ooit schreef: ‘Ik las het boek met tranen in de ogen.’

 

1978: 4e druk in: 01.62-HET VROEGE WERK

 

2001: 4e druk

Met een nawoord van Kris Humbeeck

(Salamander Klassiek)

Atheneum/Polak & Van Gennep, Amsterdam

Gekartonneerd, 343 p.,11,5 x 18,5





terug