Bibliografie > Bewerkingen


VOOR 'T VOLK GEOFFERD


ANSEELE, Edward:

VOOR 'T VOLK GEOFFERD

in de bewerking van Boontje

De Vlam, Gent, 1957

 

p. 5-6: ED. ANSEELE ALS ROMANSCHRIJVER

Vader Anseele heeft voor zijn beschrijving van Emiel Moysons leven de welgepaste titel voor een volksroman gekozen: “Voor het volk geofferd.”

Ik ben akkoord als gij zeggen zult, dat er in dit boek bladzijden zijn die in deze tijd verouderd aandoen, of door misschien een ballast aan woorden het boek verhinderen zijn vlucht te nemen. Maar er zijn aan de andere kant hoedanigheden, die onze letterkundigen over het hoofd hebben gezien.

Lees bijvoorbeeld dat begin al:

“Het jaar 1847 was rampzalig voor Vlaanderen en voor Gent. De koorts die sinds jaren in de handel en nijverheid heerste, en de invoering der mekanieken deden een van die onvermijdelijke krisissen ontstaan, zo noodlottig voor de werkende bevolking, die zich sinds die tijd zo dikwijls hebben vernieuwd, zelfs periodiek zijn geworden...”

Ik sta gelukkig niet alleen om dergelijke taal naar waarde te kunnen schatten. Ook Hubert Lampo haalde dit begin van “Voor het volk geofferd” aan, om er van te zeggen:

- Het zijn de zakelijke, doch voor ons gevoel ook van een zuivere “literaire aanslag” getuigende eerste zinnen.

Bovendien moet het merkwaardige feit worden aangehaald, dat een groot gedeelte van dit werk aan de zetkast is geschreven. Mag ik doen opmerken dat zoiets nooit ervoor, en nooit meer nadien, in Vlaanderen is gebeurd? En mag ik tevens doen opmerken, dat zoiets maar een of twee keer in de hele wereld is voorgevallen? Men zegt dat Restif de la Bretonne het heeft gedaan, die letterzetter van beroep was. En men zegt ook, dat Upton Sinclair zelf zijn boeken drukte (en dan nog op inpakpapier) omdat niemand anders het wou doen.

Dat alleen reeds maakt “Voor het volk geofferd” tot een unicum.

Ed. Anseele begint zijn boek met de grote hongersnood, met de opstand en de plundering der broodwinkels. Dan verschijnt Emiel Moyson, en zien wij stilaan de arbeidersbeweging groeien. Talrijke bladzijden - vooral de hongerbladzijden, deze over de opstand, het plunderen, en de eropvolgende wraakmaatregelen - zijn van een grootsheid die Zetternam waardig is, en die weinige latere schrijvers zouden evenaren.

De “schrijver” Anseele heeft inderdaad niet op alle plaatsen de krachten van de ganse “mens” Anseele kunnen bundelen.

Men vindt er gedeelten in, die om zo te zeggen alleen door de redenaar Anseele, door de politieke leider Anseele werden ingegeven... Nauwelijks zijn, zo mooi, de bladzijden over de opstand geschreven, of de redenaar komt vanachter het hoekje gluren om zijn “toehoorders” te overtuigen.

De uitgeverij “De Vlam” deed mij het voorstel “Voor het volk geofferd” even te herzien, en een weinig aan deze tijd aan te passen. Het was een zeer vererende maar meteen zeer moeilijke taak. Moeilijk, omdat in dit werk hoogtepunten werden bereikt, waaraan absoluut niet mag geraakt worden. Moeilijk, omdat de stijl zozeer vergroeid is met de geest van hetwerk zelf, dat elke geschrapte letter er een wonde zou nalaten. En dubbel moeilijk, omdat inderdaad sommige natuurbeschrijvingen, zonsondergangen, of maagdelijk blozende wangen (slechts aangebracht omdat de mode van die tijd het vereiste) er zeer voorzichtig moesten uit losgetornd worden.

Wie dit boek herschrijven zou, die zou het meteen ook hopeloos verknoeien. De redenaar Anseele kon absoluut niet gescheiden worden van de schrijver Anseele. En in plaats van hem weg te moffelen leek het mij veel beter, hem integendeel nog feller te doen uitkomen... En ik dacht aan “Max Havelaar” van Multatuli, waar eveneens een groot schrijver en een fel polemicus elkaar afwisselen en steunen.

Met het boek in twee verschillende lettertypes te zetten, krijgen we nu duidelijk zichtbaar de roman over Emiel Moyson, geschreven door de fijnvoelende “mens” Anseele, afgewisseld met de gedeelten die een grotere sociale inslag hebben, en meer geschreven werden door de “politieke voorman” Anseele.

Nogmaals moet ik Hubert Lampo citeren, die in “Volksgazet” eveneens bemerkingen heeft neergepend omtrent dit boek. Ook hij vindt het een schande, dat dit boek alleen als een curiosum wordt beschouwd, als de “jeugdzonde” van een groot man.

Niets is minder waar. Slechts aarzelend, bladzijde na bladzijde proevend en herproevend, waagde ik mij soms aan het schrappen van ergens “een zucht die uit de borst opwelt”... maar wist ik soms waarlijk niet, wat daarvoor in de plaats kon worden gebracht dat méér kon spreken tot het volk, waarvoor dit boek toch werd geschreven.

Soms kreeg ik lust om een der al te vaag getekende helden - zij dragen de naam van Karel, Jan en Hendrik - wat beter in de verf te zetten. Ik dacht dan: “Anseele zal mij zoiets wel vergeven.” Maar tenslotte deed ik het dan toch maar niet: hij is zoals hij is... en hij is goed zo.

Vergeef mij als deze laatste en ietwat bewerkte druk u minder moest aanstaan. Dat ligt dan aan mij, en niet aan Ed. Anseele.

B O O N T J E

 

Zie ook:

02.01-HET GEWEERSCHOT

02.03-RAVIJN DER SCHIMMEN

02.05-DE TREIN VAN ZATERDAGAVOND





terug