Bibliografie > Voorwoorden, inleidingen en nawoorden


FRANS MASEREEL


[Catalogus bij de rondreizende Frans Masereel-tentoonstelling]

Ministerie van Nederlandse Cultuur, Brussel, 1973 en 1976

 

p. [4-8]:

Over Masereel en zijn werk

door Louis Paul Boon, maart 1973

Graag schreef ik over Masereel zoals hij zelf te werk ging, spontaan, datgene in hout snijdend wat hem te binnen viel, wat hem woedend maakte, wat hem verontrustte, wat hij liefhad. Maar dit moet het inleidend woord voor een catalogus worden en dus horen er ook wat algemeenheden bij, geboorte en zo, waar hij leefde en wat hij was.

Frans Masereel werd geboren 31 juli 1889 te Blankenberge. Astrologisch bekeken moet hij dus een Leeuw genoemd, en de eigenschappen van de Leeuw zijn: wilskracht, standvastigheid, zelfverzekerdheid, trouw. Een Leeuw is een man met verantwoordelijkheidsgevoel, een man zonder bijbedoelingen, zonder arglist, zonder kleinheid. U mag nu in astrologie geloven of niet, maar alles wat hier over de eeuw gezegd wordt, is kenschetsend voor Frans Masereel.

Hij volgt de lessen aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten, waar hij de uitzonderlijke kans krijgt de grootmeester-etser Julius De Bruycker tot leraar te hebben. Ik geloof dat het voor anderen, meer wetenschappelijk ingestelden, van zeer groot belang zou zijn de invloed van de etser De Bruycker op de houtsnijder Masereel te onderzoeken. Welbewust tekende De Bruycker alleen maar mensen die hij kon ontmoeten op plaatsen waar arme drommels zich gratis konden warmen en zich een weinig behaaglijk voelen: de wachtzalen van het station, de bankjes in het plantsoen, wandelgangen in het ziekenhuis, dompige gemeenschapszaaltjes in het oudemannenhuis. Het moet een les geweest zijn, die Masereel nimmer vergeten kon.

De grootmeester Julius De Bruycker moest opgevolgd worden door zijn evenknie, Frans Masereel. Directeur van de Academie voor Schone Kunsten te Gent was toen Jan Delvin, en misschien begreep deze man toen reeds dat hij onder zijn leerlingen een geniaal man had. In elk geval, hij zei tot Masereel: “Voor u is hier niets meer te leren, ga heen en ontdek de wereld”.

Masereel verlaat de instelling waar hij niets meer te leren heeft, vertrekt naar Londen, komt in Parijs terecht en leert daar Romain Rolland, Henri Barbusse en anderen kennen. De deur op de wereld, die hem door De Bruycker geopend werd, treedt hij nu binnen. Zijn vrienden zijn verbonden aan het blad “Le Monde”, de wereld. En deze wereld dreigt ten onder te gaan in een oorlog die zó onzinnig is, dat zij noch voor Duitsland noch voor Frankrijk partij kunnen kiezen. Voor hen internationalisten, is dit een aangelegenheid van nationalisten, groot-kapitalisten en lui van de wapenindustrie. Zij kunnen zich alleen nog op hun eigen stellingen terugtrekken en van daaruit de algemene vijand, het nationalisme, het groot-kapitaal, de waanzin van de oorlog, bevechten.

Naast Romain Rolland, “het geweten van Europa” genoemd, snijdt hij in hout datgene wat de bundels “Debout les Morts”, “Les Morts parlent” en “25 Images de la Passion d'un Homme” worden. Het zijn de afschuwelijkheden van de oorlog, het is het verzet van de enkeling tegenover de verdwazing van een hele wereld. Het zijn, in al hun eenvoud, houtsneden die de kleine man begrijpen kan, die hem moeten aanspreken, die hem “een geweten moeten schoppen”.

Als de oorlog voorbij is - en voorbij betekent alleen maar een “wapenstilstand”, zoals wij, later, een “koude oorlog” hebben gekend - gaat hij naar het Zuiden van Frankrijk wonen. Wie bezoekt hij daar, met wie gaat hij daar om? Met hen, de kleinen, de eenvoudigen, de arbeiders der haven van Boulogne, de simpele en arme vissers uit de kleine dorpen aan de kust, vooral te Equihen. Hij zoekt de simpele levensvreugden der kleinen, dezen die hij liefheeft en voor wie hij werkt. En dit dan in hun taal, op een manier die hen het meest nabij komt en treft: de houtsnede, deze eeuwenoude volkskunst van het prentjes snijden, en prentjes bekijken. Hij zoekt hun kleine lief en leed te delen. Maar bij Julius De Bruycker in de leer geweest, vriend geworden van Romain Rolland, kón hij niet vergeten.

Ook hij is een deel geworden van het “geweten van Europa”. Op mijn eigen kleine kamertje, waar ik als jonge man tekende en schilderde, gedichten maakte en schreef, hing aan de wand de afdruk ener houtsnede uit de “25 Images de la Passion d'un Homme”: een man die rechtop en onverzettelijk tegen een blinde muur aanstaat en zodadelijk om zijn geweten, zijn verzet, zijn opstandigheid, door een vuurpeleton gaat neergeknald worden. Met rode inkt had ik op deze houtsnede een bloedspat gemaakt, die van de houtsnede naar beneden over de kale muur liep. En met alleen dàt voor ogen trachtte ik mijn eerste verhalen te schrijven.

Neem me niet kwalijk dat ik het over mezelf heb, terwijl dit toch maar gewoon het inleidend woord voor een catalogus van Masereels werk moet zijn. Maar als jonge knapen zagen we ook een tekenfilm van hem, in een Brusselse bioskoop. Het waren elkaar opvolgende beelden, elkaar opvolgende houtsneden die een filmisch, dus een bewegend effekt moesten bezorgen. En het effekt? Men schaterde het in die Brusselse bioskoop uit, want in de ogen van het geblaseerde maar onwetende publiek was hier een amateur aan het werk, helemaal niet te vergelijken met een Walt Disney. Met mijn vriendje verlieten we woedend om dit onbegrip de zaal. en op straat zei mijn vriendje alleen nog: “we moesten stinkbommen gegooid hebben, zodat ook zij eens in hun geweten opgeschrikt werden”.

Daarna ontdekten we Masereels grote en onvergetelijke beeldroman “De Zon”, waarin een man het geluk, de vrede, de rust, de zon zoekt. Hij zoekt dit in zichzelf en in het eigen werk. Hij wil de zon bereiken door de hoogste traptreden te beklimmen, en komt alleen maar op een kaal zolderkamertje terecht. Hij zoekt de zon in het geloof, beklimt de hoogste kerktoren en wordt daar door de bliksem getroffen en naar beneden geslingerd. Hij zoekt het geluk in de wijsheid, in een bibliotheek vol boeken, maar als hij alle boeken gelezen en terzijde geworpen heeft, staat hij voor een kale muur met lege planken. Hij zoekt de zon bij Kristus, op de kermis, in vrolijkheid en drank, onder de rokken der vrouw, in wetenschap en techniek. Hij zoekt de zon in de verte, in de hoogte in de diepte.

Het enige wat blijft is wat vriendschap, wat liefde, wat genegenheid bij de kleinen en eenvoudigen, waarvoor hij werkt en beelden snijdt, de zon iets met hen gemeen te hebben, iets voor hen gedaan te hebben. Toen ik de poging had gewaagd bij elk dezer prentjes een tekst te schrijven, verlangde een uitgever van mij Masereel te verzoeken deze teksten te mogen illustreren met zijn eigen houtsneden. Ik heb het niet aangedurfd, het spijt me nog steeds zo heel erg. Ik bewonderde Masereel zo fel, dat ik naar hem opkeek als naar een der goden.

Misschien zou het hem plezier hebben gedaan, maar misschien had hij ook kunnen zeggen: “Loop heen, jij, met je belachelijke tekst bij mijn beelden”.

Maar steeds verder en verder bleef Masereel me in zijn ban houden. Toen ik de illustraties bij “Opstand der Machines” zag, wist ik opnieuw waarover ik te schrijven had: ons te verzetten tegen de mechanisatie van de mens, ons te verzetten tegen het lot dat ons wachten kan: te eindigen als machines, als robotten, en ten onder gaan in een zogenaamde welvaartsmaatschappij.

Laat anderen het over de stijl en de techniek van Masereel hebben, voor mij is hij in de illustraties voor “De Opstand der Machines” en vooral in zijn beeldroman “De Stad” de seismograaf die alles wat ons aanbelangde registreerde. En meer nog, die als een profeet de vingers uitstrekte naar wat ons te wachten stond. De houtsneden die “De Stad” vormen, mogen als een onvergankelijk meesterwerk van gisteren, van vandaag en van morgen beschouwd worden. Zijn werk is niet het werk van een nu reeds overleden kunstenaar, het is het werk van een man die onze tijd begrepen heeft, die ons voorspeld heeft wat ons te wachten staat, die met dit werk nog steeds in onze tijd leeft. En die, misschien door zijn eenvoud, door zijn allereenvoudigste middelen ook in de tijd van morgen zal leven. En wat kunt u méér van een kunstenaar verwachten?





terug