Bibliografie > Voorwoorden, inleidingen en nawoorden


[TENTOONSTELLINGSBROCHURE]


NIJS, Jan de:

[TENTOONSTELLINGSBROCHURE]

Eigen beheer, geniet, maart 1976

 

[Opgenomen in een kartonnen map: Uitgave ter gelegenheid van de tentoonstellingen in het Tongerlo huys te Roosendaal en de Galerij Siegfried de Buck te Gent]

 

p. 12: JAN DE NIJS, een beeldend kunstenaar van deze tijd

Jan De Nijs behoort tot een aloude Aalsterse familie. Zijn grootvader was wagenmaker, mijn grootvader schoenmaker. Toen mijn vader overschakelde op het schilderen van koetsen bleek de grootvader-wagenmaker in dit ambacht voor zijn zoon broodwinning voor de toekomst te zien, nog herinner ik me de dag, ik was toen nog een peuter, waarop de dan vijftien- of zestienjarige vader van Jan bij ons aan huis kwam en bedeesd de vraag stelde of hij ook het ambacht van rijtuigschilderen kon aanleren. Ik herinner het mij nog zo best omdat vader toen, wat treurig het hoofd schuddend, antwoordde: ‘Ach jongetje, de koetsen verdwijnen, de auto doet triomfantelijk zijn intrede... wat staat ons te wachten?’ Vader voorvoelde het, mét de auto was de nieuwe tijd aangebroken, het vervaardigen ervan aan de lopende band, het schilderen met pistool, de ondergang van alle eeuwenoude ambachten. Vader werd gevelschilder.

Uit de biografie van Jan De Nijs lees ik dat hij ‘enig kind van een koetsenmaker was’. Dus dan toch...

Goed en wel 37 jaar jonger dan ik, heeft Jan niet zozeer de omwenteling van de tijd meegemaakt. De verscheurdheid is niet zijn deel geworden, hij is een kind van deze tijd: niet verbeten, niet opstandig, maar wel met pientere ogen opmerkend hoe zijn tijd is, en getuigenis ervan in zijn werk gevend.

Amerikaanse invloed is hem niet vreemd en hij schuwt ook niet dit toe te geven. Zijn grote voordelen [= voorbeelden] zijn geen Goya of Breughel, maar een Walhol, Fahlström, Hockney. In een door hem uitgegeven katalogus citeert hij Rauschenberg: “What is Pop-art? I don't know - the use of commercial art as a subject matter, I suppose”.

Een kind van deze tijd, deze tijd liefhebbend en elke dag opnie[u]w ervarend als een wonder dat hem geschonken wordt. Samen pratend over één mijner hobbies - het verzamelen van alles mogelijk gefotografeerd vrouwelijk naakt - stelde hij gewoon vast dat het verzamelen en bewaren, ook van het meest onmogelijke, tot de aard van het menselijk wezen behoort. Zoals de hamster voedsel verzamelt, verzamelt de mens herinneringen. Jan zelf verzamelt handtassen, hoeden, schoenen, lingerie, tijdschriften... een voortdurende bron van genoegen, maar tevens een tijdservaring en inspiratie. Een schilderij met alleen maar beha's, een schilderij met alleen maar damesschoenen. Om den brode in dienst van het stedelijk zwembad te Aalst, worden de bezoekers verzocht iets als pand te bezorgen en dit blijken dan meestal schoenen te zijn. Schoenen van schoolmeisjes, in rijen naast elkaar opgesteld, wekken dan iets van binnen in hem - zoals het bij een fotograaf ergens binnenin ‘klik’ zegt - en hij mooi en aandoenlijk kan verhalen hoe deze schoolmeisjes zorgeloos oude afgetrapte schoentjes in pand brengen, en zijn verwonderen erover hoe heel weinig ze zich om deze schoenen bekommeren... en hoe dit dan het ontstaan verklaart van een schilderij ‘schoenen’.

Over de wijze waarop hij dit in beeld brengt, zal ik niet redetwisten. Het is niet g[e]makkelijk om zelf als scheppend kunstenaar afstand te doen en objektief werk van anderen te benaderen. Maar nemen we nu een reeks tekeningen die hij eenvoudig, haast als een verraste opgetogen schooljongen, met kleur-potloden in beeld bracht: die spiegels die bij ons in Vlaanderen op de hoeken van de levensgevaarlijke straatjes en bochten staan opgesteld, en waarin men een tegenligger kan waarnemen. Hij tekende deze spiegels zo in hun omgeving, met tevens het beeld erin dat zij achter het hoekje of achter de bocht weerkaatsen. Je weet niet of iemand vóór hem dit bijna geniale in beeld bracht. Voor zoiets moet men én een kind van deze tijd én een groot artist zijn. Voor zoiets te maken moet men echt leven in deze tijd, en in staat zijn het voor alle anderen als een openbaring weer te geven. Zelf zegt hij: ‘Ik ontleen aan media als t.v., films en magazines. Ik probeer het mooie en interessante, in het zakelijk en het wereldse, terug te vinden en weer te geven.’

Wie men ook is en hoe men ook over kunst oordeelt, men moet toegeven dat de artist, die getuigenis van zijn tijd brengt, deze tijd vereeuwigd.

L.P. BOON, 26 september '76





terug