Bibliografie > verantwoording
Ruim 25 jaar geleden, in het maart-nummer 1972 (p. 788) van Maatstaf, verscheen het navolgende redactionele artikeltje:
‘De redactie van Maatstaf streeft ernaar binnen afzienbare tijd een zo compleet mogelijke bibliografie samen te stellen van het werk van Louis Paul Boon. Daarin zullen ook curiosa (zoals ‘De wijnkelders van Frankrijk’, ‘Op zoek naar de nozems’, ‘Koninginnen met kronen van karton’, ‘Het leven der multimiljardairs’, ‘De liefde van Annie Mols’, ‘De bende van de stronk’ e.d.) opgenomen worden. De redactie nodigt elke Boonlezer, die meent over aanvullend materiaal ten aanzien van de toekomstige bibliografie te beschikken, uit haar dit zo snel mogelijk te doen toekomen.
Uit een geheel van kanttekeningen bij dit zozeer verspreide omvangrijke oeuvre zal dan een de volledigheid benaderende bibliografie kunnen groeien, die op zichzelf boeiende lectuur zal vormen. Martin Ros meldt in het Boon-herdenkingsnummer van Maatstaf, mei/juni 1980 (p. [152]), daarover:
‘Op 23 november 1971 ontving ik een lange brief van iemand die zich Literair Verzamelaar noemde. Het was Gert Jan Hemmink [...]. Hij voegde twee bladen boontje toe, tot samenstelling van een bibliografie in het maart 1972 inderdaad verschenen eerste Maatstafnummer over Boon. Hemmink riep elke Boonverzamelaar op lijstjes te gaan maken met kanttekeningen tot een ooit te publiceren Boon-bibliografie. Daar zal het, zeker als Ger van Bork er zich definitief in alle ernst mee kan gaan bezighouden, zeker wel eens van komen en een fascinerend boek worden zal het zéker.’
Vlak na het eerst genoemde artikeltje verscheen de eerste zelfstandige Boon-bibliografie - zij het een beknopte - samengesteld door Frans-Jos Verdoodt 1) en uitgevoerd door De Cuyper te Dendermonde. Van de totale oplage van 600 exemplaren werden 500 stuks genummerd en door Louis Paul Boon gesigneerd. Elke bezoeker van zijn zestigste verjaardagsfeest kreeg er een. Hoeveel exemplaren zullen er overgebleven zijn na de hutsepot-maaltijd, gegeven ter opluistering van dit feest?
Bij dit werkje slechts een paar opmerkingen. De eerste roman van Boon, De Voorstad groeit, kreeg als publicatiejaar 1942; Menuet heet als eerste druk verschenen te zijn bij De Ontwikkeling en De liefde van Annie Mols zou onder het pseudoniem Lew Waitmans verschenen zijn, terwijl de titelpagina ervan, de bron voor bibliografische notities, de auteur aanduidt als Lew Waitmas. Toch blijft het een verdienste van Verdoodt dat hij als eerste enige orde heeft aangebracht.
In 1977 publiceren Gerrit Jan van Bork en Gonny ten Houten-Biezeveld Over Boon. 2) De hoofdmoot wordt gevormd door een secundaire bibliografie. Ook deze moet echter omzichtig gehanteerd worden. Een voorbeeld (p. 14). Als auteur van de roemruchte recensie ‘Het Miserabilisme bekroond’ in Het Vlaamsche Land van 1/2 augustus 1943 wordt Herman Oostkamp genoemd, gevolgd door de opmerking: ‘Het AMVC vermeldt als auteur Herman Oosterwijk.’ Hetgeen een nuttige toevoeging lijkt, ware het niet dat dit de naam is die onder de recensie ‘prijkt’! Toch komen we een heel eind verder, al is ook Over Boon niet uitputtend.
Daarna werd de secundaire bibliografie verder uitgebouwd in De Kantieke Schoolmeester 3). Evenals aan Over Boon kleven hieraan gebruiksmoeilijkheden. Wil men weten wat over een bepaald boek van Boon werd gepubliceerd, dan is de gehanteerde chronologische en alfabetische ordening wel erg omslachtig.
In 1984 publiceert Frans-Jos Verdoodt een primaire Boon-bibliografie 4), uitgegeven als nummer van Kruispunt. In 1986 en 1991 verschijnen respectievelijk deel 1 en deel 2 van het Bibliografisch overzicht van de bijdragen van Louis Paul Boon in de periodieken 1945-1979 5 en 6).
Verdoodt 4) (p.4) stelt in zijn verantwoording:
‘Onderhavige studie is een aanzet tot inventarisatie en rubricering van het omvangrijke oeuvre van Louis Paul Boon (1912-1979). Zij wil een bouwsteen leveren voor de allesomvattende Boonbibliografie die ooit moet worden geschreven.’
WERKWIJZE
Analoog aan de toegepaste werkwijze bij het opstellen van de Bibliografie Theun de Vries 7) werd begonnen met het bijeenbrengen van de gegevens uit de hierboven eerder genoemde werken. Deze werden aanvankelijk in ruim 150 deelbestanden opgesplitst. Onderlinge verschillen kwamen zo gemakkelijk aan het licht, waarna dan de primaire bron werd gezocht ter verificatie. Daarna werden gelijkluidende gegevens op hun juistheid nagetrokken, vaak niet ten onrechte. Vervolgens werden gegevens toegevoegd uit bibliografische notities die artikelen over Boon in boeken en literaire tijdschriften afsloten dan wel in de noten voorkwamen, na ook die op juistheid te hebben gecontroleerd.
Nu moesten een aantal principiële beslissingen genomen worden. Verdoodt duidt op de noodzaak van een ‘allesomvattende Boonbibliografie’. Maar wat moet daaronder worden verstaan? En in hoeverre zal en mag in die vraagstelling de omvang van het oeuvre van de auteur een rol spelen?
|